a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ?

nederlanda s...

saai: enua
sabbeca: sabeko
sabel: sabro
sabelantiloop: orikso
sabeldier: zibelo
saboteren: saboti
Sachalin: Saĥaleno
sacrament: sakramento
sacrament der stervenden: viatiko
sacristein: sakristiano
sacristie: sakristio
Sadduceeër: sadukeo
saffraan: safrano
safier: safiro
sage: sagao
sago: saguo
Sahara: Saharo
Sahel: Sahelo
Sajangebergte: Sajano
sake: sakeo
Saks: sakso
Saksen: Saksujo
Saksen-Anhalt: Saksujo-Anhalto
Saksisch: saksa
salade: salato
salamander: salamandro
salamanders (fam.): urodeloj
salami: salamo
salariëren: salajri
salaris: salajro
saldo: saldo
   het saldo opmaken: saldi
salie: salvio
saligram (ammoniet): ŝaligramo
salmonella: salmonelo
salon: salono
salpeter: salpetro
   salpeter (arch.): natro
salpeterigzuur: nitrita acido
salpeterzuur: azotacido, nitrata acido
salto mortale: saltomortalo
El Salvador: Salvadoro
salvia: salvio
salvo: pafaro, salvo
Salzburg: Salcburgo
Samarium: samario
Samarkand: Samarkando
samba: sambo
sambamuziek: sambo
Samber: Sambro
Same: sameo
samen: komune, kune
samenbinden: kunligi
samendrukken: kunpremi
samengesteld: kompleksa
samengesteldbloemigen: kompozitoj
samenhang: kohereco, korelacio, korelativeco
samenhangen: koheri
samenhangend: kohera, koneksa
samenklank: agordo, konsonanco
samenkleven:
   doen samenkleven: aglutini
   samenkleven (ov.): kunglui
samenkomen: koncentriĝi, kuniĝi, kunveni
Samenland: Sameujo
samenleving: socio
samenloop: cirkonstancaro, renkontiĝo
   samenloop van omstandigheden: koincido
samen met: kune kun
samenroepen: kunvoki
samensmeden: kunforĝi
samensmelden (z.nw.): kunfando
samensmelten: kunfandi
samenspannen: komploti
samenspel: koncerto
samenstellen: kompili, komponi, kunmeti, munti
   samenstellen (zn.): kompilo
samenstelling: konsisto
samentellen: kunkalkuli
samentrekken: kuntiri
samenvallen: koincidi
samenvatten: resumi, sintezi
samenvattend: resume
samenvatting: resumo
samenvloeien: kunflui
samenvloeiing: kunfluejo
samenvoegen: kombini, kunigi
samenwerken: kunhelpi, kunlabori
samenwikkelen: kunvolvi
samenzweren: komploti, konspiri, kunĵuri
samenzwering: komploto, konspiro
Samisch: samea
Samoa: Samoo
samovar: samovaro
sanatorium: sanatorio
sanctie: sankcio
sanctioneren: sankcii
sandaal: sandalo
sandelboom: santalo
sandwich: sandviĉo
sangha: Samgo
sanguineus: sangvina
sanhedrin: sinedrio
sanitair: sanitara
San Marino: Sanmarino
Sanskriet: Sanskrito
geen sant in eigen land: neniu estas profeto en sia urbeto
Saoedi-Arabië: Sauda Arabujo
sap: suko
saporo: momordiko
sapotafamilie: sapotacoj
sappeur: sapeisto
sappig: suka, sukoplena
sarabande: sarabando
Sarajevo: Sarajevo
sarcasme: sarkasmo
sarcofaag: sarkofago
sardien: sardelo, sardino
sardine: sardelo
Sardinië: Sardinio
sari: sario
sarin: sarino
SARS: netipa pneŭmonio
Sartre, J.P.: Sartro
sashimi: saŝimo
satan: satano
satelliet: satelito, trabanto
Medici-satellieten: mediĉaj satelitoj
satellietontvanger: satelitricevilo
satijn: atlaso, sateno
satire: satiro
satraap: satrapo
Saturnus: Saturno
satyr: satiruso
Saudi-Arabië: Sauda Arabujo
Saul: Saŭlo
sauna: saŭno, ŝvitbanejo, ŝvitbano
saunacomplex: saŭnejo
saus: saŭco
savanne: savano
savooienkool: sabeliko
sax: saksofono
saxofoon: saksofono
scabiës: skabio
scabiosa: skabiozo
scalar: skalaro
scalp: skalpo
scalpel: bisturio, skalpelo
scalperen: senhaŭtigi
scanderen: skandi, slogani
scandium: skandio
scannen: skani
scanner: skanilo
scarabee: skarabo
scenario: scenaro
scenarioschrijver: scenaristo
scenarist: scenaristo
scène: scenejo, sceno
scepter: sceptro
scepticisme: skeptikismo
sceptisch: nekredema, skeptika
door scha en schande wordt men wijs: korniko vundita eĉ propran voston timas
schaaf: rabotilo
schaafkrullen: rabotaĵo
schaak: ŝako
schaakbord: ŝaktabulo
schaakspel: ŝakludo, ŝako
schaakstuk: ŝakpeco
schaal: pelveto, pelvo, plado, ŝelo, skalo
   schaal (v.dieren): krusto
   schaal (v.dier): valvo
schaaldieren: krustuloj
schaambeen: pubosto
schaamspleet: vulvo
schaamstreek: pubo
schaamte: honto
schaamteloos: senhonta
schaap: ŝafo
schaar: tondilo
   schaar (v.kreeft bv.): pinĉilo
schaats: glitilo, glitŝuo
schaatsen: glitkuri
schab: breto
schacht: ŝakto
   schacht (v.e. lans): fusto de lanco
schade: lezo
schade berokkenen: lezi
schaden (zeldz.): noci
schaduw: ombro
   schaduw (in tekening): ombrostreko
schaduwen (v.tekening): ombrumi
schaduwrijk: ombra
schaduwrijke plek: ombraĵo
schakel: ĉenero
schakelaar: komutatoro, komutilo, ŝaltilo
schakelbord: komutilaro
schaken: ŝakludo
schakering: nuanco
schalmei: ŝalmo
schamel: aĉa
zich schamen: honti
schandaal: skandalo
schande: hontindaĵo, honto
   te schande maken: malhonori
   te schande maken: skandali
schandpaal: malhonora kolono, pilorio
schans: reduto
schanskorf: gabio
schap: breto
schapengras: festuko
schapenhorzel: ojstro
schar: limando
scharlaken: skarlato
scharnier: ĉarniro, hinĝo
schat: trezoro
schaterlach: ridego
schaterlachen: ridegi
schatkamer: trezorejo
schatkist: trezorkofro
schatten: taksi
schattig: ĉarma
schatting: tributo
schatting betalen: tributi
schaven: raboti
schede:
   uit de schede trekken: elingigi glavon
   in de schede steken: eningigi
   schede (v.zwaard): glavingo
schedel: cerbujo, kranio
scheel: straba, strabe
scheel kijken: strabi
   het scheel kijken: strabismo
scheeloog: strabulo
scheenbeen: tibio
scheepje: ŝipeto
scheepsbevrachter: karganto
scheepsdokter: ŝipkuracisto
scheepslift: ŝiplifto, ŝiplifto
scheepsromp: hulo
scheepsuitruster: ŝipekipisto
scheepsvracht: ŝipfrajtaĵo
scheepvaart: navigacio
scheerapparaat: razilo
scheercrème: razkremo
scheerling: konio
scheermes: razilo
scheiden: disigi, disocii
   scheiden (huwelijk): divorci
   scheiden (huwelijk): eksedziĝi
scheiding: separo
scheikunde: ĥemio
scheikundig: ĥemia
schel: strida
Schelde: Sĥeldo
schele: strabulo
schellak: lakgumo, ŝelako
schelp: konko
schelpwit: ceruzo
schelvis: eglefino
   gerookte schelvis: fumaĵita eglefino
schema: skemo
schemerachtig: krepuska
beginnen te schemeren: krepuski
schemerend: krepuska
Schengen: Ŝengeno
Schengen-: Ŝengena
Schengenvisum: ŝengena vizo
Schengenzone: ŝengena spaco
schenken: verŝi
schenking: kvestaĵo
schepen (België): skabeno
scheppen: krei
   scheppen (met schop): ŝoveli
   scheppen (v.e. kunstwerk): verki
schepping:
   schepping (resultaat): kreaĵo
   schepping (daad): kreo
schepsel: kreaĵo, kreitaĵo, kreito
scheren: razi, tondi
   scheren (op touw zetten): varpi
schering: teksbazo, varpo
scherm: ekrano, ombrelo, ŝirmilo
   achter de schermen: malantaŭ la kulisoj
   achter de schermen: postkulisa
   scherm (bot.): umbelo
schermafbeelding: ekrankopio
schermafdruk: ekrankopio
schermbloemigen: umbeliferoj
schermdegen: rapiro
schermen: ŝirmi, skermi
scherp: akra, akuta
   scherp (niet mild): malmilda
scherpschutter: tiraljoro
scherpzinnig: sagaca
   scherpzinnig (zeldz.): lucida
schertsen: ŝerci
schertsvertoning: farso
scherzo: skerco
schets: skizo
schetsen: skizi
scheurbuik: skorbuto
scheuren: ŝiri
scheuring: skismo
scheurkalender: ŝirfolia kalendaro
scheut: plantido, ŝoso
schiereiland: duoninsulo
schieten: pafi
schietgat: embrazuro
schietlood: plumbofadeno, vertikalilo
schietschijf: celtabulo
schietspoel: navedo
schietstand: pafejo
schietstoel: katapulto
schijf: disko
   harde schijf: fiksita disko
schijn: ŝajno
schijnbaar: ŝajna, ŝajne
schijndood: letargio
schijnen: ŝajni
schijnheilig: hipokrita
schijnheilige: fariseo, hipokritulo
schijnheilig zijn: hipokriti
schijten: koti
schikgodin: Parko
schikkelijk: komplezema
schikking (compromis): kompromiso
schil: ŝelo
schild: ŝildo
   schild (bijv.v.schildpad): karapaco
schilder (kunstschilder): pentristo
schilderachtig: pentrinda, pitoreska
schilderen: farbi, pentri
schilderij: pentraĵo
schilderkunst: pentrarto
schildersezel: stablo
schildklier: tiroido
schildpad: testudaĵo, testudo
schildpadsgewijs: testude
schildvleugeligen: koleopteroj
schilfer: skvamo
   schilfer (op huid): haŭtero
schilfersteen: skisto
schillen: senŝeligi
Schiller: Ŝillero
schilmesje: senŝeligilo
schimmel: ŝimo
schimmelen: ŝimi
schindel: ŝindo
schip: ŝipo
   schip (v.kerk): navo
schisma: skismo
schitterend: grandioza
schlager: modkanto, ŝlagro
Schleswig-Holstein: Ŝlesvig-Holstinio
schmink: ŝminko
schminken: ŝminki
schnaps: ŝnapso
schnitzel: Viena eskalopo
schoeisel: piedvesto
schoen: ŝuo
schoenbekooievaar: ŝubekulo
schoener: goeleto, skuno
schoenlepel: ŝukorno
schoenpoets: ciro
schoensmeer: ciro
schoentrekker: ŝukorno
schoenzool: plandumo
schoepenrad: padelrado
schoffel: sarkilo
schoffelen: sarki
schok (v.e.orgaan): komocio
schokdemper: amortizilo
schokken (v.e.orgaan): komocii
schol: pleŭronekto
scholasticus: skolastikulo
scholastiek: skolastiko
scholastisch: skolastika
scholen: klerigi
scholing: klereco
schollen (fam.): pleŭronektedoj
schommel: balancilo, pendolilo
schommelen: balanci, balanciĝi
schommelstoel: balancoseĝo
schoof: garbo
school: lernejo, skolo
schoolbord: nigra tabulo
schoon: pura
schoon-: bo-
schoonbroeder: bofrato
schoonbroer: bofrato
schoonbroers en schoonzussen: bogefratoj
schoonbrussen: bogefratoj
schoondochter: bofilino
lid van de schoonfamilie: boparenco
schoonfamilielid: boparenco
schoonheid: beleco, belo
schoonheidsmiddel: kosmetikaĵo
   schoonheidsmiddel (ontr.): kosmetiko
schoonheidsverzorging: kosmetiko
schoonmaken: purigi
schoonmoeder: bopatrino
schoonouders: bogepatroj
schoonprater: retoro
schoonvader: bopatro
schoonwrijven: frotpurigi
schoonzoon: bofilo
schoonzus: bofratino
schoonzuster: bofratino
schoorsteen: fumtubo
   schoorsteen (stookplaats): kameno
   schoorsteen(pijp): kamentubo
schoorsteenveger: kamentubisto
schoorvoetend: malvolonte
schoot: sino
schop: fosilo, ŝovelilo
schop achteruit: kalcitro
schoppen (in kaartspel): piko
schor: raŭka
schorpioen: skorpio, Skorpio
schorpioenen: skorpioj
schorpioenvisachtigen: skorpenoformaj
schorpioenvissen (fam.): skorpenedoj
schors: ŝelo
schorseneer: skorzonero
schort: antaŭtuko
schot: pafo
Schot: skoto
schotel: plado
Schotland: Skotlando
Schots: skota
schotschrift: paskvilo
schouder: ŝultro
schouderblad: skapolo
schouderriem: balteo, ŝultrozono
schouderstuk (mil.): epoleto
schout-bij-nacht: kontradmiralo
schouwburg: teatrejo
schouwspel: spektaĵo, spektaklo, vidaĵo
schoven: garbigi
   in schoven binden: garbigi
schraag: stablo
schram: gratvundo, skrapvundo
schrammen: gratvundi, skrapvundi
schrander: sagaca
schrapen: skarifi, skrapi
schreef: serifo
schreefloos: senserifa
schreeuw: kriĉo, krio
schreeuwen: krii
   schreeuwen (krijsen): kriĉi
schreeuwerig: kria
schreien: plori
schrift: skribo, skribsistemo
   schrift (schrijfboek): kajero
Heilige Schrift: Sankta Skribo
schriftelijk: skriba
schriftkunde: paleografio
schriftkundige: paleografiisto, paleografo
schrijfbenodigdheid: skribilo
schrijfboek: kajero
schrijffout: skriberaro
schrijfmachine: skribmaŝino, tajpilo
schrijfsysteem: skribsistemo
schrijftafel: skribtablo
schrijfwijze: skribkaraktero, skribmaniero
schrijnwerker: lignaĵisto, meblisto
schrijven: skribi
   schrijven (v.boek): aŭtori
   schrijven (z.nw.): skribo
   schrijven (v.e. boek): verki
schrijver: skribisto, verkisto
schrik: terureco, teruro
schrik aanjagen: teruri
schrikkeljaar: superjaro
schrikwekkend maken: terurigi
iets schrikwekkends: teruraĵo
schroef: ŝraŭbo
schroefdraad: helico
schroefdraad maken: ŝraŭbigi
schroefverband: turniketo
schroefvormig: ŝraŭbforma
schroei-ijzer: brulmarkilo, brulstampilo
schroeven: ŝraŭbi
schroevendraaier: ŝraŭbilo
schrokken: manĝegi
schroot: ferrubo
schub: skvamo
schubbendier: maniso
schubboom: lepidodendro
schubvleugeligen: lepidopteroj
schudden: agiti, ŝanceli, skui
schuifdeur: ŝovpordo
schuifelen: plandi
schuiftrompet: trombono
schuilnaam: kaŝnomo, pseŭdonimo
schuilplaats: kaŝejo
schuim: ŝaŭmo
schuimen: ŝaŭmi
schuimgebakje: meringo
schuimpje: meringo
schuimwijn: ŝaŭmvino
schuin: oblikva
   schuin lopen: oblikvi
schuiven: ŝovi
   opzij schuiven: forŝovi
schuld: kulpo, ŝuldo
schuldeiser: kreditoro
schuldeloos: kvita
schuldenaar: debitoro, ŝuldanto
schuldenvrij: kvita
schuldgevoel: kulposento
schuldig: kulpa
   iets schuldig zijn: ŝuldi
schuldig verklaren: kondamni
schuldig zijn: kulpi
schuldloos: kvita
schulplijn: konĥoido
schurft: skabio
schurk: kanajlo
schurkenstreken uithalen: kanajli
schutblad (v.plant): brakteo
schutter:
   schutter (met geweer): fusilisto
   schutter (met geweer): fuziliero
schuur: garbejo
schuurpapier: sablopapero, smirgopapero
schuurtje: budo
science fiction: sciencfikcio
Scientology: Scientologio
scientoloog: Scientologiano
scimitar: cimitaro
scintigrafie: scintigrafio
sclerose: sklerozo
score: poentaro
scout: skolto
scouting: skoltismo
scrabble: skrablo
screenshot: ekrankopio
scrofulose: skrofolo
scrolbalk: rulumskalo
scrollen: rulumi
scrotum: skroto, testikujo
scrupule: skrupulo
sculptuur:
   sculptuur (de beeldhouwkunst): skulpturo
   sculptuur (het beeldhouwwerk): skulpturo
seaborgium: seborgio
séance: seanco
Sebastiaan: Sebastiano
secans: sekanto
secessie: secesio
secondant: sekundanto
seconde: sekundo
seconderen: asisti
secretariaat: sekretariejo
secretaris: sekretario
sectie: aŭtopsio, nekropsio, sekco
sector: sektoro
seculariseren: sekularigi, sekularizi
secundair: akcesora
Secundair (tijdperk): sekundara
sedativum: sedativo
sedert: detempe de
sediment: surfundaĵo
Seeland: Zelando
segment: segmento
seismisch: sisma
seismograaf: sismografo
seismologie: sismologio
seizoen: sezono
seksisme: seksismo
seksueel: seksa
seksueel overdraagbaar: venerea
sekte: sekto
sekwesteren: sekvestri
selderij: celerio
selecteren: selekti
selectie: selekto
selenium: seleno
semafoor: semaforo
semantiek: semantiko
semantisch woordenboek: tezaŭro
semester: duonjaro, jarduono, semestro
semilor: krizokalo
seminar: seminario
seminarie: seminario
senaat: senato
senator: senatano
seniel: kadukega, senila
seniliteit: kadukegeco, senileco
sensatie: sensacio
sensor: sentilo
sensualisme: sensismo, sensualismo
sentimenteel: sentimentala
separatisme: separatismo
separatist: separatisto
sepia: sepio
september: Septembro
septet: septeto
septime: septimo, septo
Septuagint: Septuaginto
seqoiadendron: sekvojadendro
sequoia: sekvojo
seraf: serafo
serafijn: serafo
serail: serajlo
sereen: serena
serenade: serenado
sereniteit: sereno
serge: serĝo
sergeant: serĝento
serie: serio
serieus: serioza
sering: siringo
serpent: serpento
serre: forcejo
serum: sero, serumo
serumtherapie: seroterapio
server: servilo
servet: buŝtuko
Servië: Serbio, Serbujo
Serviër: serbo
servies: servico
Servisch: serba
sesam: sezamo
sesamzaadfamilie: pedaliacoj
sessie: seanco, sesio
Sevilla: Sevilo
sex hebben: seksumi
sext: seksto, sesto
sextant: sekstanto
sexuele relatie: amoro
sfeer: etoso, sfero
sfeervol: bonetosa
sferisch: sfera
sfinx: sfinkso
William Shakespeare: Ŝekspiro
shaligram (ammoniet): ŝaligramo
shampoo: harsapo, ŝampuo
sherpa: ŝerpo
sherry: ŝereo
Shetlandeilanden: Ŝetlando
shilling: ŝilingo
shit (uitroep): fek
Shiva: Ŝivao
Shivaisme: Ŝivaismo
shockeren: ŝoki
shop: butiko
shoppen: butikumi
short story: noveleto
shrapnel: ŝrapnelo
shuttle: kosmopramo
si: bo
sialolithiasis: salivŝtona malsano
Siberië: Siberio
Siberiër: siberiano
sidderaal: gimnoto
sierlijk: gracie
siertegel: azuleĥo
siësta: siesto
sifon: sifono
sigaar: cigaro
sigarenhouder: cigaringo
sigarenkist: cigarujo
sigarenpijpje: cigaringo
sigaret: cigaredo
sigma: sigmo
signaal: semaforo, signalo
sik: kaprino
sikhisme: sikismo
sikkel: falĉileto, serpo
   sikkel (halve maan): krescento
silhouet: silueto
silicium: silicio
silicoon: silikono
silo: silo
Silvester: Silvestro
Silvester-: silvestra
Simon: Simono
simpel: facila, simpla
simulatie: simulado
simulator: simulilo
simuleren: simuli
simulering: simulado
sinaasappel: oranĝo
sinaasappel-: oranĝa
sinaasappelboom: oranĝarbo
sinds lang: delonge
Singapore: Singapuro
sinopel: sinoplo
Sinterklaas (VL): Sankta Nikolao
Sint-Helena: Sankta Heleno
sint-jansbroodboom: karobujo
Sint Joris: sankta Georgo
Sint-Joris: sankta Georgo
met sint-juttemis: en la tago de (la) sankta Neniamo
Sint-Nicolaas (NL): Sankta Nikolao
Sint-Petersburg: Peterburgo
sinus: sinuso
sirene: fajfilego, sireno
Sirius: Siriuso
sirocco: siroko
siroop: siropo
sisklank: ŝuŝa konsonanto
sissen: sibli, ŝuŝi
sissend geluid: ŝuŝo
SI-stelsel: Internacia Sistemo de unuoj
sistrum: sistro
sits: indieno
situatie: situacio, stato
sjaal: ŝalo
sjabloon: ŝablono
sjacheraar: ŝakristo
sjacheren: ŝakri
sjah: ŝaho
sjako: ĉako, kepo
sjamaan: ŝamano
sjamanisme: ŝamanismo
sjanker: ŝankro
sjees: kariolo
sjerp: kordono, skarpo
sjibbolet: ŝiboleto
sjiisme: Ŝijaismo
sjiist: ŝijaisto
sjilpen: pepi
sjintoïsme: ŝintoismo, ŝintoo
Sjors: Georgo
sjouwer: portisto
skafander: skafandro
skald: skaldo
skateboard: rultabulo
skelet: ostaro, skeleto
sketch: skeĉo
ski: skio
skiër: skiisto
skink: skinko
Skopje: Skopjo
sla: laktuko, salato
slaaf: sklavo
Slaaf: slavo
slaafs: sklave
slaan: frapi
   het slaan: frapado
   slaan (drummen): perkuti
slaap:
   slaap (het slaperig zijn): dormemo
   in slaap doen: dormigi
   slaap (het slapen): dormo
   in slaap doen: endormigi
   in slaap vallen: endormiĝi
   slaap (v.hoofd): tempio
slaapbeen: temporalo
slaapkamer: dormoĉambro
slaapmiddel: dormigilo
slaapmuizen (fam.): gliredoj
slaapstand: dormoreĝimo
   in slaapstand gaan: dormeti
slaapwandelaar: lunatiko, somnambulo
slaapzaal: amasloĝejo
slaapzak: dormosako
slaapziekte: dormomalsano
slaatje: salato
slachten: buĉi
slachter: buĉisto
slachthuis: buĉejo
slachtoffer: viktimo
slachtveld: buĉejo
slag: frapo
   slag (met bijl): hako
slagader: arterio
slagboom: bariero
slagen: sukcesi
slager: viandisto
slagerij: viandejo
slaghoedje: prajmo
   v.e. slaghoedje voorzien: prajmi
slaginstrument: frapinstrumento
slagroom: kirlita kremo
slagtand: dentego
slagzin: slogano
slak:
   slak (huisjes-): heliko
   slak (naakt-): limako
slakken: gastropodoj
slang: serpento, slango
slangen: serpentoj
   gladde slangen: kolubredoj
slank: gracila, svelta
slapeloosheid: sendormeco
slapen: dormi
   diep slapen: dormegi
slaperig: dormema
slapheid: langvoro
Slavisch: slava
Slavische taal: slava lingvo
slavisme: slavismo
slavist: slavisto
slecht: malbona
slecht maken: malbonigi, misfamigi
slechts: nur
slede: glitveturilo, sledo
slee: glitveturilo, sledo
sleedoorn: prunelarbo, prunelo
sleep: trenaĵo, vosto
sleepboot: trenŝipo
sleepnet: trolo
slemphout: grajpo
slenteren: gapvagi, vagi
slepen: treni
sleur: rutino
sleurhut: ruldomo
sleutel: ŝlosilo
   sleutel (v.code): ĉifro
sleutelbeen: klaviklo
sleutelbloem: primolo
sleutelbloemfamilie: primolacoj
slib: ŝlimo
slijk: koto, ŝlimo
slijkerig: kota
slijm: muko
   slijm (v.gom of planten): mucilago
slijmvlies: mukozo
slijmvliesontsteking: kataro
slijpen: tajli
   slijpen (v.diamant): faceti
slikken: gluti
slim: inteligenta
   te slim af zijn: superruzi
   te slim af zijn: superruzi
slimmigheid: ruzo
slinger: girlando, pendolo, svingilo
slingeren: pendoli, serpenti, serpentumi, svingi, svingiĝi
   slingeren (v.schip): rulado
   slingeren (v.schip): ruliĝi
slingerend: serpenta, sinua
Slingeruurwerk: Horloĝo
slippen: gliti
slobberen: langtrinki
slobkous: gamaŝo
sloep: barko, ŝalupo
slof (pantoffel): babuŝo
slogan: slogano
slöjd: slojdo
slok: gluto
sloop: kusensako, kusentego
sloot: foskavo
slop: sakstrato
slot: seruro
   slot (epiloog): epilogo
   slot (kasteel): kastelo
op slot doen: ŝlosi
slotsom: konkludo
Slovaak: slovako
Slovaaks: slovaka
Slovakije: Slovakujo
Sloveen: sloveno
Sloveens: slovena
Slovenië: Slovenio, Slovenujo
Slowaak: slovako
Slowaaks: slovaka
Slowakije: Slovakujo
sluier: vualo
sluieren: vuali
sluipen: ŝteliri, ŝtelumi
sluis: kluzo
sluitboom: bariero
sluiten: fermi, rigli, ŝlosi
sluitrede: silogismo
sluitsein: trajnfina lanterno
sluitspier: sfinktero
slurf: rostro
sluw: ruza
sluw zijn: ruzi
smaak: gusto, saporo
smaakloos: sengusta
smaakvol: bongusta
smakelijk: bongusta
smaken: gusti
   doen smaken: gustigi
   over smaken valt niet te twisten: pri gustoj oni disputi ne devas
smaken naar: sapori
smakken: ŝmaci
smaragd: smeraldo
smartphone: lerta telefono
smeden: forĝi
smeekbede (ontr.): supliko
smeer: sebo
smeerapparaat: lubrikilo
smeergeld: bakŝiŝo
smeermiddel: lubrikaĵo
smegma: smegmo
smeken: petegi
   smeken (ontr.): supliki
smelten: fandiĝi
   doen smelten: fandi
   smelten (vloeibaar worden): fandiĝi
   doen smelten: fluidigi
smeltkroes: fandvazo, krisolo
smeren: lubriki, olei, ŝmiri
   het smeren: lubriko
smet: makulo
smetstof: infektaĵo
smient: fajfanaso
smijten: ĵetegi
smokkelaar: kontrabandisto
smokkelen: kontrabandi
smokkelhandel: kontrabando
smokkelwaar: kontrabandaĵo
smoren: sufoki
smoutebol: benjeto
smulpaap: frandemulo
Smyrna: Smirno
snaar: kordo
snaarinstrument: kordinstrumento
snauwen: graŭli, kunbekiĝi
snavel: beko
snavelinsecten: hemipteroj
snede:
   gulden snede: ora dispartigo
   snede (wond): tranĉvundo
snee (wond): tranĉvundo
sneeuw: neĝo
   eeuwige sneeuw: eterna neĝo
sneeuwbal: neĝbulo
   sneeuwbal (struik): viburno
sneeuwen: neĝi
sneeuwhoen: lagopo
sneeuwklokje: galanto, neĝofloro
verschrikkelijke sneeuwman: jetio
sneeuwstorm: neĝblovo, neĝoŝtormo
sneeuwvlok: neĝero
Sneeuwwitje: Neĝulino
snel: rapida, rapide
snelheid: rapideco, rapido
snelweg: ŝoseo
snijden: tranĉi
   snijden (v.kledingstuk): fasoni
snijdend: strida
snijplank: haktabulo
snijtand: incizivo, tranĉodento
snijwond: tranĉvundo
snikken: plorĝemi, plorsingulti
snippen (fam.): skolopedoj
snit: fasono
snob: snobo
snoeien: tondi
snoekbaars: sandro
snoep: dolĉaĵo
snoepachtig: frandema
snoepen: frandi
snoeperig: frandema
snoepgoed: sukeraĵo
snoepwinkel: dolĉaĵejo, sukeraĵejo
snoer: konduktilo
snol: publikulino
snor: lipbarbo, liphararo
snorren:
   snorren (v. kat): ronroni
   het snorren (v. kat): ronrono
snot: nazmuko
snotaap: bubo
snotneus: bubo
snowboard: neĝtabulo
snuifje: pinĉaĵo
snuiftabak: flartabako
snuit: muzelo
snuiter: ulo
snuitkever: kurkulio
snuitkevers (fam.): kurkuliedoj
snuittorren (fam.): kurkuliedoj
snuiven: snufi
snurken: ronki
sober: senluksa, sobra
sociaal: sociala
socialisme: socialismo
high society: kremo
sociologie: sociologio
sociologisch: sociologia
socioloog: sociologiisto, sociologo
Socrates: Sokrato
soda: sodo
   bijtende soda: kaŭstika sodo
   bijtende soda: natro
   soda (water): sodakvo
   bijtende soda (ontr.): sodo
Soedan: Sudano
Soedanees: sudana, sudanano
soekwa: lufo
Soemer: Sumerio, Sumerujo
Soemeriër: sumero
Soemerisch: sumera
soenna: Sunao
soennisme: Sunaismo
soep: supo
soepel: fleksebla, fleksiĝema
soepschildpad: ĥelonio, verda martestudo
soera: surao
soetra: sutro
soeverein: suverena, suvereno
soezen: dormeti
sofa: sofo
Sofia: Sofio
sofisme: sofismo
sofist: sofisto
sofistiek: sofistiko
sofistisch: sofistika
software: programaro
soja: sojo
sojakaas: sojkazeo, tofuo
sok: duonŝtrumpo, ŝtrumpeto
sokkel: piedestalo, soklo
sol: go
soldaat: soldato
   soldaat (in contrast met 1ste soldaat): simpla soldato
   1ste soldaat: unuaklasa soldato
soldenier: soldulo
solderen: luti
soldij: soldo
solecisme: solecismo
solidage: solidago
solidair: solidara
solidariteitskas: kaso de reciproka helpo
solist: solisto
solliciteren: kandidati
solstitium: solstico
solvabel: solventa
som: sumo
Somalië: Somalio, Somalujo
Somaliër: somalo
somber: malserena, morna, moroza, sombra
sommeren: sumigi
soms... soms...: foje... foje...
soms: foje, fojfoje
sonant: sonanto
sonate: sonato
sonde (med.): katetero
sonnet: soneto
soort: specio, speco
   van een andere soort: alispeca
   van iedere soort: ĉiaspeca
   van verschillende soort: miksospeca
   in zijn/haar soort: siaspeca
soortgelijk: samspeca
het sop is de kool niet waard: la tuta ludo ne valoras kandelon
sopraan: soprano
sorbet: ŝorbeto
sorteren: specigi
sortie: kontramarko
sou: soldo
souffleren: suflori
souffleur: sufloro
soutane: sutano
souteneur: prostituisto
souvenir: memoraĵo
sovjet: soveto
Sovjetunie: Sovetunio, Sovetunio , Unio de Sovetaj Socialismaj Respublikoj
Sovjet-Unie: Sovetio
spaak: radio, radradio, spoko
spaakbeen: radiuso
Spaans: hispana
Spaanse peper: kapsiketo
spaargeld: ŝparita kaso
spaarrekening: ŝparkonto
spaceshuttle: kosmopramo
spade: fosilo, platfosilo, plugileto, ŝpato
spaghetti: spageto
spam: spammesaĝo, spamo
spambericht: spamaĵo, spammesaĝo
spammail: spammesaĝo
spammer: spamisto
span: jungilaro
   span (oude lengtemaat): spano
Spanjaard: hispano
Spanje: Hispanio, Hispanujo
spannen: streĉi
spanners (fam.): geometredoj
spanning: elektra streĉo, streĉo, tensio
spanrups: geometro
spant: ĉevrono
spanwijdte: enverguro, spano
spar: piceo
sparappel: strobilo
sparen: ŝpari
Sparta: Sparto
Spartacus: Spartako
spasme: spasmo
spatader: variko
spatbord: kotŝirmilo
spatel: spatelo
specerij: kondimento, spico
specht: pego
spechten (fam.): pegedoj
speciaal: speciala, speciale
specialist: fakulo, specialisto
specificeren: specifi
specifiek: specifa, specifika
specimen: provekzemplero, specimeno
spectrum: spektro
speculant: spekulanto
speculatie: spekulado
speculatiebelasting: spekulimposto
speculatief: spekulativa
speculeren: ludi, spekulacii, spekuli
   het speculeren: spekulado
speeksel: salivo
speeksel afscheiden: salivi
speekselsteenziekte: salivŝtona malsano
stuk speelgoed: ludilo
speelkaart: karto, ludkarto
speelpakje: kombineo
speels omgaan: petoli
speeltje: amuzilo
speen (aan fles): cicumo
speer: ĵetlanco
speigelbeeld: bildo
spek: lardo
spektakel: spektaĵo, spektaklo
spel: ludo
   op het spel zetten: riski
speld: pinglo
spelen: ludi
speleologie: speleologio
speleoloog: speleologiisto, speleologo
spelleiding: enscenigo
spellen: literumi
spelling: ortografio
spellingcontroleprogramma: literumilo
spellingsfout: skriberaro
spelonk: kaverno
spelronde: raŭndo
spelt: spelto
spenen: demamigi
sperma: spermo
spermatozoïde: spermatozoo
sperwer: nizo
sperzieboon: fazeolo
speso: speso
spie: kejlo, kojno
spiegel: spegulo
spiegelglas: glaco
spiegelwoord: palindromo
spiekbriefje: kaŝslipeto
spier: muskolo
spier-: muskola
spiermaag: maĉstomako, postkropo
spierstelsel: muskolaro
spijker: najlo
spijkeren: najli
spijkerschrift: kojnoskribo
slechte spijsvertering: dispepsio
spijsverteringskanaal: nutrokanalo
spijt: bedaŭro
   met spijt: bedaŭre
spijt hebben over: bedaŭri
spijtig: bedaŭrinda, domaĝa
spijtig genoeg: bedaŭrinde
spil: spindelo
spin: araneo
spinazie: spinaco
spinet: klaviceneto
spinnen: ŝpini
   spinnen (v. kat): ronroni
   het spinnen (v. kat): ronrono
spinnenweb: araneaĵo
spinnewiel: radŝpinilo
Spinoza: Spinozo
spint: alburno
spion: spiono
spionagesatelliet: spionsatelito
spionneren: kaŝobservi
spiritisme: spiritismo
spiritist: spiritisto
spiritualisme: spiritualismo
spiritualist: spiritualisto
spits: pinto
   de spits afbijten: komenci
spitsboog: ogivo, pintarko
   in een spitsboog: ogiva
   met een spitsboog: ogiva
spitsen: pintigi
spitsmuis: soriko
spitsmuizen: sorikedoj
spitsvondig: sofistika
spleet: krevaĵo
splijten: klivi
splijtvrucht: fendofrukto
splinter: splito
zich splitsen: disiri
splitsing: vojforko
spoed hebben: urĝi
spoedig: baldaŭ
spoel: spindelo
spoelen: akvumi, gargari
spoelwormen: fadenvermoj
spoken: fantomi
spondee: spondeo
spons: spongo
sponsachtig: spongeca
sponsor: sponsoro
spontaan: spontanea
sponzen: ŝuti
   sponzen (v.data): elŝuti
spook: fantomo
spoor: fervojo, postsigno, premsigno, relo, spuro
   op een ander spoor brengen: komuti
   spoor (v.plant): sporo
   spoor (v.ruiter): sprono
spoor-: fervoja
spoorboekje: horaro
spoorloos: senspure
spoorweg: fervojo
spoorwegmaatschappij: fervoja kompanio
sporadisch: sporada
sporenhouder: sporujo
sporenplanten: kriptogamo, sporoplanto
sporkeboom: frangolo
sport: sporto
spotnaam: moknomo
spotprent: karikaturo
spotten: moki
spotziek: pikema
spraak: parolo
spraakzaam: parolema
sprakeloos: muta
sprakeloosheid: afonio
sprank: fajrero
spreekbuis: oratoro
spreekwoord: proverbo
spreekwoordelijk: proverba
spreeuw: sturno
spreeuwen (fam.): sturnedoj
spreiden: sterni
spreken: paroli
   het spreken: parolo
spreker: lingvano, parolisto
spreuk: sentenco
spriet: krekso
springen: salti
   uit elkaar springen: dissalti
   springen (barsten): krevi
springplank: plonĝtabulo, saltotabulo
springstof: eksplodaĵo
springzaad: balzamino
sprinkhaan: akrido, lokusto
sproeien: ŝprucigi
sproet: efelido, lentugo
   met sproeten: lentuga
sprokkelen: kolekti
sprookje: fabelo, mirrakonto
sprot: sproto
spruit: plantido
spruitje: burĝonbrasiko
spugen: kraĉi, sputi
spuiten: ŝpruci
   spuiten (zaadlozing): ĉuri
spuitfles: sifono
spuitwater: sodakvo
spuwen: elĵeti, sputi, vomi
squamata: skvamuloj
squash: skvaŝo
Sri Lanka: Srilanko
St.-Vitusdans: ĥoreo
staafje: stangeto
   staafje (lichtgevoelige cel): bastoneto
staal: specimeno, ŝtalo
staan: stari
grauwe staar: katarakto
staart: vosto
staartlozen: senvostuloj
staartster: kometo
staartstuk: empeno
staartvlak: empeno
staat: stato, ŝtato
   in staat zijn: kapabli
   in staat stellen: kapabligi
staats-: ŝtata
staatsadministratie: regio
staatsburger: regnano, ŝtatano
staatsgreep: puĉo, revolucio, ŝtatrenverso
staatshoofd: landestro, regnestro
staatsmonopolie: regio
stabiel: stabila
stabiliseren: stabiligi
stabiliteit: stabileco
stad: urbo
stadhuis: urbodomo
stadie: stadio
stadion: stadiono
stadionfakkel: bengala fajro
stadium: etapo, stadio
stadje: urbeto
stadsbestuur: magistrato
stadsgas: brulgaso
stadsgenoot: samurbano
stadslegende: urba legendo
stadssage: urba legendo
staf: bastono
   staf (officieren, leraren e.d.): stabo
stafrijm: aliteracio
staf van Hermes: kaduceo
stagneren: stagni
staken: striki
staking: striko
stakker: kompatindulo
stal: stalo
stalactiet: stalaktito
stalagmiet: stalagmito
stalen: ŝtala
   stalen (staal harden): hardi
stalknecht: stalisto
stam: tribo, trunko
   stam (clan): klano
   stam (v.e.woord): radikalo
   stam (v.woord): radiko
   stam (v.woord): radiko
stamboom: genealogia arbo
stamcel: praĉelo
stamelen: balbuti
stamhoofd: tribestro
stampen:
   stampen (v.paarden): hufobati
   stampen (fijnstampen): pisti
   stampen (v.schip): tangi
   het stampen (v.schip): tango
stamper: pistilo
stampvoeten: stamfi
stamtoon: toniko
   betr. hebbend op de stamtoon: tonika
stand: pozicio, stando
   de hogere stand: mondumo
standaard: standardo
standaard-: norma
standbeeld: statuo
standelkruit: orkido
een standje geven: skoldi
standpunt: vidpunkto
standvastig: malcedema
stang: stango
staniol: staniolo
stank: fetoro, malbonodoro, stinko
stanza: stanco
stap: paŝo
   de eerste stap zetten: komenci
stapel: kolono, stako, staplo
stapelgeheugen: stako
stapelplaats (ontr.): doko
stapelwolk: kumuluso
stappen: marŝi, paŝi
star: malcedema
start!: ek
iem. die aan de start deelneemt: startanto
startbaan: kurejo
starten: starti, starto
   iets starten: startigi
statica: statiko
statie: stacio
statief: stativo
statiegeld: kaŭcio
statig: majesta
station: stacio
stationsgebouw: stacidomo
statistiek: statistiko
   een statistiek: statistikaĵo
statuut: statuto
stearine: stearino
steek: piko
   steek (bij naaien): kudrero
   steek (v.weefsel): maŝo
steekmug: moskito
steekmuggen (fam.): kuledoj
steel (v.bloem): tigo
steels: ŝtele
steeltjeszwammen: klabfungoj
steen: ŝtono
   steen der wijzen: filozofia ŝtono
   steen (v.fruit): kerno
   helse steen: lapiso
   van steen ontdoen: senŝtonigi
   van steen: ŝtona
Steenbok (sterrenbeeld): Kaprikorno
Steenbokskeerkring: tropiko de la Kaprikorno
steenbreekfamilie: saksifragacoj
steen des aanstoots: ŝtono de falpuŝiĝo
steendrukker: litografisto
steendrukkunst: litografio
steeneik: ĉiamverda kverko
steengroeve: ŝtonejo
steenhakker: ŝtonhakisto
steenhouwer: ŝtonhakisto, ŝtontranĉisto
steenkarper: karaso
steenkool: terkarbo
   witte steenkool: blanka karbo
steenmannetje: ŝtonamaso
steenmarter: foino
steenpuist: furunko
steenuil: noktuo
steenvrucht: kernofrukto
steenweg: ŝoseo
steenzout: ŝtonsalo
steiger: albordiĝejo, varfo
steil: kruta
   steile helling: krutaĵo
   steile rots: krutaĵo
   steil zijn: kruti
stekel: pikilo
stekelbaars: gasterosteo
stekelbaarsachtigen: gasterosteoformaj
stekelbaarzen (fam.): gasterosteedoj
stekelig: dorna
stekelvarken: histriko
stekelvarkens (fam.): histrikedoj
steken: piki
steker: konektilo
stekker: konektilo, kontaktilo, ŝtopilo
stel: garnituro
   volledig stel: kompleto
stelen: ŝteli
stellage: stablo
stellen (een vraag): levi
stellen van een diagnose: diagnozi
stelling: teoremo, tezo
stelsel: reĝimo, sistemo
   politiek stelsel: politika sistemo
stelt: irilo, stilzo
stem: voĉo
stemacteur: dublisto
stemband: voĉkordo
stembrief: balotrajtiga karto
stembus: balotujo, urno
stemformulier: balotilo
stemhebbend: voĉa
stemlokaal: balotejo
stemmen: agordi, voĉdono, voĉi
   stemmen (stem uitbrengen): baloti
stemmer: agordisto
stemming: agordo, animstato, etoso
   in stemming brengen: agordi
stempel:
   stempel (afdruk): stampo
   stempel (bot.): stigmo
stempelen: stampi
stemrecht: voĉdonrajto
stemspleet: gloto
stemvork: agordilo, sonforketo
stencilen: mimeografi
stencilmachine: mimeografo
stenen: ŝtona
stengel: tigo
stenigen: ŝtonmortigi, ŝtonumi
stenograaf: stenografiisto, stenografo
stenograferen: stenografi
stenografie: stenografado, stenografio
stenomachine: stenotajpilo, stenotipo
stenotypie: stenotipio
stenotypist(e): stenodaktilisto
stenotypist: stenotajpisto, stenotipisto
step: skutilo
stepdans: klakdanco
steppe: stepo
steppen: skuti
ster: stelo, stelulo
steradiaal: steradiano
steranijs: stelanizo
steranijsboom: ilicio
stereografie: stereografio
stereometrie: stereometrio
stereoscoop: stereoskopo
stereotiep: stereotipa
sterfelijk: mortema
sterfte: mortado
steriel: senfrukta, sterila
steriliseren: steriligi
sterk: forta, intensa
   sterk (robuust): fortika
sterkte: forto
sterkteaccent: laŭtakcento
sterlet: sterledo
sternum: sternumo
sterrenbeeld: konstelacio, stelaro, stelfiguro
sterrenkaart: mapo
sterrenkunde: astronomio
sterrenkundige: astronomiisto
sterretje: asterisko
stersteur: sevrugo
sterveling: karnulo, mortemulo
sterven: forpasi, morti, mortiĝi
stetoscoop: stetoskopo
steunbeer: apogarko, apogpilastro
steunen (zuchten): ĝemi
steunmuur: abutmento
steur: acipensero, huzo, sturgo
steurachtigen: acipenserformaj
steuren: acipenseredoj
steven: steveno
stevig: firma, solida, stabila
stevigheid: stabileco
steward: stevardo
stewardess: stevardino
stichtelijk: edifa, pia
stichten: fondi
   stichten (voorbeeld geven): edifi
stichter: fondinto
stichting: fondaĵo
stiefdochter: duonfilino
stiefmoeder: duonpatrino
stiefvader: duonpatro
stiefzoon: duonfilo
stiekem:
   stiekem (bw.): kaŝe
   stiekem (bn.): kaŝema
stier: Bovo, taŭro, virbovo
stierenvechter: toreadoro
Stiermarken: Stirio
stift: grifelo, stifto
stijf: rigida
stijfhoofdig: obstina
stijfkop: obstinulo
stijfkoppig: obstina
stijfsel: amelo
stijgbeugel: piedingo
stijl: stilo
   stijl (v..bloem): stiluso
stijlfiguur: figuro, stilfiguro, tropo, vortfiguro
stijlfout: solecismo
stikken: sufokiĝi
   stikken (m.naaimachine): stebi
   doen stikken: sufoki
stikstof: azoto, nitrogeno
stikstof-: nitr...
stil: silenta
   stil (rustig): kvieta
   stil (water): senflua
stilet: stileto
stilistiek: stilistiko
stillen: kvietigi
stilstaan: halti, stagni
stilstand: kvieto
stilte: silento
stil zijn: silenti
stilzwijgend: silenta
stimuleren: stimuli
stinkdier: mefito, skunko
stinken: fetori, malbonodori , stinki
stinkend: haladza, malbonodora
stinkerd: aĉulo
stip: punkto
stippelen: punkti
stippellijn: rompita linio
stipt: akurate
stochast: stokasto
stochastisch: stokasta
stoeien: petoli
stoeipoes: petolulo
stoeiziek: petolema
stoel: seĝo
Heilige Stoel: sankta seĝo
stoelgang:
   stoelgang (handeling): fekado
   stoelgang (voorwerp): fekaĵo
   stoelgang (handeling): feko
   stoelgang (voorwerp): feko
stoelgang hebben: feki
stoep: perono, trotuaro
stoepa: stupao
stoet: procesio
   in stoet optrekken: procesii
stof: polvo, temo
   stof (materie): materio
   stof (weefsel): ŝtofo
   stof (substantie): substanco
stof-: polva
stofblik: polvoŝovelilo, ŝovelilo
stofdoek: polvotuko, polvoviŝilo
stoffelijk: materia, materiala
stoffig: mucida, polva
stofhagel: grajlo
stofjas: kitelo
stofzuiger: polvosuĉilo
stoïcijns: stoika
stok: bastono, paliseto
stoker: hejtisto
stokerij: distilejo
stokletter: malpendaĵo
stokpaardje: ĉevaleto, hobio
stokpop: stangopupo
stokstaartje: surikato
stollen: koaguliĝi
   doen stollen: koaguli
stoloon: stolono
stolp: kloŝo
stom: malsaĝa, muta, stulta
stomen: vapori
stomend: vapora
stommiteit: fuŝo
stomp: malakuta, obtuza, stumpo
stookolie: mazuto
stool: stolo
stoom: vaporo
stoombad: vaporbano
stoomboot: vaporŝipo
stoomketel: kaldronego, vaporkaldrono
stoommachine: vaporigilo, vapormaŝino
stoommotor: vapormotoro
stoomschip: vaporŝipo
stoop: stofo
gestoord zijn: perturbiĝi
stoot: puŝo
stop: ŝtopilo
stopcontact: kontaktskatolo, ŝtopilingo
stoppel: stoplo
stoppen: halti
   doen stoppen: haltigi
stoppend: konstipa
stopverf: mastiko
stopwatch: klikhorloĝo
stopwoord: kejlo
stopzetten: haltigi
storen: ĝeni, perturbi
storing: perturbo
storm: ŝtormo, tempesto, ventego
stormachtig: ŝtorma
stormen: ŝtormi
   voorwaarts stormen: impeti
   het voorwaarts stormen: impeto
stormvogelachtigen (orde): procelarioformaj
stortplaats: rubejo
stortregen: pluvego
stortregenen: pluvegi
stoten: puŝi, tuŝegi
   zich stoten: falpuŝiĝi
   zich stoten: frapiĝi
   z. stoten: puŝiĝi
stotteraar: balbutulo
stotteren: balbuti
stout: fia, maliceta
   stout (onbevreesd): maltima
stoven: stufi
straal: radio
   straal (v.e.cirkel): radiuso
straalmotor: jetmotoro
straalstroom: ŝprucfluo
straat: strato
   straat (zeestraat): markolo
   blinde straat: sakstrato
   doodlopende straat: sakstrato
straatje zonder eind: sakstrato
straatlantaarn: strata lanterno, stratlampo
straatmadelief: stratulino
Straatsburg: Strasburgo
straatsteen: pavimero
straatventer: kolportisto
straatweg: ŝoseo
strabisme: strabismo
Strabo: Strabono
straf: puno
strafbaar: krima, puninda
straffeloos: senpuna
straffen: puni
strafinstelling: punkorektejo
strafrechtelijk: kriminala
strafwerk: punlaboro
strak: streĉa, strikta
stralen: radii
   stralen (een stralend gezicht b.v.): lumi
stralenkrans: nimbo
stramien: kanvaso
strand: plaĝo, strando
strandlopers (fam.): skolopedoj
stras: straso
strategie: strategio
streber: karieristo
streek: regiono, ruzo
streek-: regiona
streep: streko, strio
   schuine streep: oblikvo
streepje:
   laag streepje: substreko
   liggend streepje: substreko
streepjescode: strekkodo, strikodo
streepzaad: krepido
strekking: intenco, moralaĵo
strelen: karesi
stremmen: kazeiĝi
stremsel: kazeigaĵo
streng: kruda, rigora, severa, strikta
strepen: strii
streptomicine: streptomicino
stress: streĉo, streso
streven: klopodi, strebi
   streven naar: aspiri
strijd: kverelo
koene strijder: prodo
strijken: gladi
   glad strijken: glatigi
   tegen de draad in strijken: kuspi
   tegen de haren in strijken: kuspi
strijker (van kleren): gladisto
strijkijzer: gladilo
strijkplank: gladotabulo
strijkster (van kleren): gladistino
strijkstok: arĉo
strip: bildrakonto, bildstrio, komikso
stro: pajlo
strobloem: helikrizo
strofe: kupleto, strofo
strohalm: pajlero
stromatoliet: stromatolito
stromen: torenti
stromend: flua
   wild stromend: torenta
strontium: stroncio
strooibiljet: flugfolio
strook: strio
stroom: elektra fluo, kurento, riverego, rivero, torento
   stroom (v.rivier): fluo
stroomgebied: baseno
stroop: siropo
stroopwafel: siropvaflo
stropdas: kravato
stropen: marodi, ŝtelĉasi
strot: glutejo
strottenhoofd: laringo
strottenhoofddifterie: krupo
structuur: strukturo
struik: arbeto, arbusto
   struik (bloemen): garbo
struikelen: faleti , stumbli
struikgewas: arbetaro
struisvogel: struto
struisvogelpolitiek: struta politiko
struisvogels: strutoformaj
   struisvogels (fam.): strutedoj
struma: kropo
strychnine: striknino
studeerkamer: kabineto
student: studento
studentenvisum: studvizo
studeren: studi
studiebeurs: stipendio
studiecommissie: studkomisiono
stuf: skrapgumo
stug: rigida
stuifmeel: poleno
stuifmeelkorrel: polenero
stuifmeelzak: polenujo
stuitbeen: kokcigo
stuiver: soldo
stuk: artikolo, peco
   in stukken doen: pecigi
stukje: peceto
stukkauwen: krakmaĉi
stukmaken: malfari
stupor: stuporo
stuur: kondukilo, stirilo
stuurboord: tribordo
stuurhut: stirejo
stuurknuppel: stirstango
stuurkunde: kibernetiko
stuurprogramma: pelilo
stuurs: malafabla
stuurstang: leviero, stirilo
stuurteken: stirsigno
stuwen: impulsi
   stuwen (v.scheepslading): stivi
stylo: globkrajono
stylus: grifelo
subdirectory: subdosierujo
subject: subjekto
   als subject (ontr.): subjektiva
subjectief: subjektiva
subjunctief: subjunktivo
subkontinent: subkontinento
subliem: sublima
sublimaat: sublimato
sublimatie: sublimo
sublimeren: sublimi
subsidie: subvencio
subsidiëren: subvencii
   subsidiëren (zn.): subvenciado
substantie: substanco
substantief: o-vorto, substantivo
substitueren: substitui
substraat: substrato
subtiel: subtila
succes: sukceso
succes hebben: sukcesi
succubus: sukubo
Sudan: Sudano
Sudanees: sudana, sudanano
sudoku: sudoko
Suez-kanaal: Suez-a Kanalo
sufferd: ŝtipkapulo
suffix: postafikso, sufikso
   het gebruik van suffixen: sufiksado
suffixrijm: sufiksrimo
suffragaan: sufragano
suggereren: sugesti
   suggereren (door hypnose): sugestii
suggestie: sugesto
suiker: sukero
suikerbiet: sukerbeto
suikereekhoorn: sukersciuro
suikergoed: dolĉaĵo
suikerpot: sukerujo
suikerriet: sukerkano
suikerstroop: melaso
suikerwaar: sukeraĵo
suikerziekte: diabeto
suite (muziek): suito
sultan: sultano
supercontinent: prakontinento
supergeleider: superkonduktanto
superheld: superheroo
superieur: supera
superlatief: superlativo
superman: superhomo
supermarkt: ĉiovendejo, superbazaro, supervendejo
supernova: supernovao
supplement: suplemento
suprarenalis: surrena
surfen:
   surfen (Internet): krozi
   surfen (Internet): retumi
   surfen (internet): surfi
   surfen (sport): surfi
surfer (Internet): retumanto
surfplank: surftabulo, veltabulo
Suriname: Surinamo
surjectie: surjekcio
surjectief: surjekcia
surprise: surprizo
surrealisme: superrealismo, surrealismo
surrealistisch: superrealisma
surrogaat: surogato
sushi: suŝio
sushirestaurant: suŝiejo
suspensie: suspensio
swap: svopo
Swaziland: Svazilando
sweater: svetero
sweatshirt: svetero
sybariet: sibarito
sycomore: sikomoro
syfilis: sifiliso
syllogisme: silogismo
sylurium: silurio
Sylvain: Silvano
symbiose: simbiozo
symbolentaal: pazigrafio
symboliseren: simboligi
symbool: signo, simbolo
symfonie: simfonio
symmetrie: simetrio
symmetrisch: simetria
sympathie: simpatio
sympathiek: simpatia
sympathiseren: simpatii
symptoom: simptomo
synagoge: sinagogo
syncope: sinkopo, sveno
syncretisme: sinkretismo
syndicaat: sindikato
syndicalisme: sindikatismo
syndroom: simptomaro, sindromo
synergie: sinergio
synesthesie: sinestezio
synode: sinodo
synoniem: samsencaĵo, sinonimo
synoptisch: sinoptika
syntactisch: sintaksa
syntagma: sintagmo
syntagmatisch: sintagma
syntaxis: sintakso
synthese: sintezo
synthesiser: sintezilo
synthetiseren: sintezi
Syrië: Sirio
Syriër: siriano
Syrisch: siria
systeem: sistemo
systeemprogrammatuur: sistema programaro
systole: sistolo