Esperanto | Lingvoj | Fakoj | ktp. |
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ? nederlanda o...o: aĥ, hooase: oazo Ob: Obo Golf van Ob: Oba Golfo obees: trodika obelisk: obelisko obesitas: trodikeco obi (Japanse gordel): obio object: objekto indirect object: nerekta komplemento object (taalk.): objekta komplemento direct object: rekta komplemento objectie: obĵeto objectief: objektiva, objektivo objectiviteit: objektiveco obligatie: obligacio obool: obolo obsceen: obscena obsceniteit: obscenaĵo obscurantisme: obskurantismo, obskurismo obscuur: obskura obsederen: obsedi observatorium: observatorio observeren: observi obsessie: obsedo, prempenso obsidiaan: obsidiano obstakel: obstaklo obstinaat: obstina obstructie: obstrukco obstructie voeren: obstrukci obus: obuso oca: okao ocarina: okarino Occidental: Okcidentalo occult: okulta occultisme: okultismo occultist: okultisto oceaan: oceano Oceaan: Antarctische Oceaan: Antarkta Oceano Arctische Oceaan: Arkta Oceano Stille Oceaan: Pacifiko Oceanië: Oceanio oceanologie: oceanologio oceanoloog: oceanologiisto och: aĥ Ochotsk: Oĥocko Zee van Ochotsk: Oĥocka Maro ochtend: antaŭtagmezo, mateno vroeg in de ochtend: frumatene ochtend zijn: mateni ochtendrood: krepusko, matenruĝo octaaf: oktavo, okto octaal: okuma octaëder: okedro octant: oktanto octavo: oktavo octopus: polpo oculair: okulario ode: odo Oder: Odro Odessa: Odeso Odysseia: Odiseado Odysseus: Odiseo oecumene: ekumeno oecumenisch: ekumena oecumenisch concilie: ekumena koncilio oecumenische beweging: ekumenismo oedeem: akvoŝvelo, edemo Oeganda: Ugando oehoe: gufo oekaze: ukazo Oekraïens: ukraina Oekraïne: Ukrainio, Ukrainujo Oekraïner: ukraino oeps: ups Oeral: Uralo Oeral-Altaïsche taalgroep: urala-altaja lingvofamilio Oeralisch: urala, urala lingvo oerbeeld: arketipo oerknal: praeksplodo, praknalo oeros: uro oertijd: pratempo OESO: Organizaĵo por Ekonomiaj Kunlaboro kaj Evoluigo oester: ostro oesters (fam.): ostredoj oestradiol: estradiolo oestriol: estriolo oestrogeen: estrogeno oestron: estrono oever: bordo of... of...: aŭ... aŭ... of: aŭ, ĉu of ... of ...: ĉu... ĉu... offensief: ofensivo offer: oferado, oferaĵo offeraltaar: altaro offerande: oferaĵo offerblok: almozkesto een offerdier slachten: oferbuĉi offeren: oferi offergave: oferdono offerte: oferto een offerte maken voor: oferti offertorium: ofertorio officieel: oficiala officieel maken: oficialigi officier: oficiro offline: senkonekte OF-operator: aŭo ofschoon: kvankam oftalmologie: oftalmologio oftalmoloog: okulisto oftewel: alivorte ofwel... ofwel...: aŭ... aŭ... oganesson: oganesono ogen: iem. de ogen openen (fig.): malblindigi de ogen openen (fig.): malblindiĝi ogenblik: momento ogenschijnlijk: ŝajna Ogoezisch: oguza lingvo Ohio: Ohio ohm: omo Georg Simon Ohm: Omo ohmmeter: ommetro ohm-meter: omometro Oka: Okao okapi: okapio oké: okej oker: okro okkernoot: juglando okkernootfamilie: juglandujacoj okra: gombo oksel: akselo oktober: Oktobro oleander: nerio, oleandro olie: oleo, petrolo ruwe olie: nafto olie-: olea Organisatie van Olie-Exporterende Landen: Organizaĵo de Petrol-Eksportaj Landoj olieachtig: olea oliebol: benjeto olieboom: oleo olielamp: olelampo oliën: olei oliepijpleiding: naftodukto olietanker: naftoŝipo olifant: elefanto olifantsvogel: epiornito oligarchie: oligarĥio oligoceen: oligoceno oligopolie: oligopolo bilateraal oligopolie: duflanka oligopolo oligopsonie: oligopsonio olijf: olivo olijfboom: olivarbo olijffamilie: oleacoj Olivier: Olivero olm: ulmo Olmeek: olmeko Olmeeks: olmeka -oloog: -olog Olympische Spelen: Olimpiko Olympische winterspelen: Vintra Olimpiko Olympische zomerspelen: Somera Olimpiko Olympus: Olimpo Olympus Mons: Olimpo oma: avinjo, avino Omaans: omana Oman: Omano Omanitisch: omana omarmen: brakumi, ĉirkaŭbraki ombudscommissie: ombudokomisiono ombudsman: ombudo ombudspersoon: ombudo ombudsvrouw: ombudo ombuigen: forklini omdat: ĉar omega: omego omelet: kirlovaĵo, omleto omen: omeno omer: omero omgaan met: manipuli omgedraaid: returnite omgekeerd: inversa, inverse iets omgekeerds: inverso omgeving (milieu): medio omgooien: renversi omgordelen: zoni omhaal: ĉirkaŭparolo omhaling: kvesto omhelzen: ĉirkaŭbraki, ĉirkaŭpremi, enbrakigi omhelzing: ĉirkaŭbrako omkaderen: enkadrigi, kadri omkeerbaar: invershava, inversigebla omkeerwoord: palindromo omkeren: inversigi omkomen: perei niet omkoopbaar: nekoruptebla omkopen: korupti, ŝmiri, subaĉeti omkorsten: enkrusti omloop: panaricio in omloop brengen: enkursigi omlooptijd: rivolutempo ommuring: murego omnibus: omnibuso omroeper: parolisto omschakelen: komuti omschrijven: priskribi omschrijving: ĉirkaŭfrazo, parafrazo, perifrazo Omsk: Omsko omslag: envelopo warme omslag: kataplasmo omsluieren: vuali omstandigheid: cirkonstanco om te: por omtoveren: transsorĉi omtrek: konturo, periferio, perimetro omvang: amplekso omvangrijk: grandampleksa omvaring: periplo omvatten: ampleksi, ĉirkaŭpreni, inkluzivi omwenteling: revolucio, rivoluo een omwenteling veroorzaken: revoluciigi een omwenteling maken: rivolui omwentelings-: rivolua, rotacia omwikkelen: bandaĝi, ĉirkaŭvolvi, vindi omwindsel: involukro omwisselen: interŝanĝi omzet: spezo omzetbelasting: vendimposto omzwachtelen: bandaĝi on-: mal- onaandachtig: senatenta onaangenaam: malagrabla onaardig: malafabla onafgebroken: kontinua onafhankelijk: aŭtonoma, eksterpartia, sendependa onafhankelijkheid: aŭtonomeco, sendependeco onbaatzuchtig: neprofitema onbarmhartig: malkompata, senkompata onbarmhartig (bw.): senkompate onbarmhartigheid: senkompateco onbedachtzaam: nepripensita onbeduidend: sensignifa onbegrijpelijk: malkomprenebla, nekomprenebla, nekonceptebla onbegrip: nekompreno onbeheerst: impulsema, impulsiĝema onbehoorlijk: fia onbehouwen: kruda onbekend: obskura onbekende: nekonato onbeklemtoond: senakcenta onbekoorlijk: malgracia onbelangrijk: frivola, malgrava, neglektinda, seninteresa, sensignifa iets onbelangrijks: malgravaĵo onbeleefd: malĝentila onbemand: senhoma stuk onbenul: nekapablulo onbeperkt: senlima onbereikbaar: nealirebla onbeschaafd: senkultura onbeschaamd: impertinenta onbescheiden: malmodesta onbeschofterik: impertinentulo, krudulo onbeschut: neŝirmata onbevallig: malgracia onbevlekt: senmakula, senpeka onbevreesd: maltima onbevrijd: iredenta onbewoond: senhoma onbewust: senkonscia onbezorgd: senzorga, serena onbuigbaar: obstina onbuigbaar (gramm.): nefleksiebla onbuigzaam: malcedema, obstina met ondank belonen: maldanki ondankbaar: sendanka ondankbaar persoon: sendankulo ondanks: malgraŭ, spite al ondenkbaar: nekonceptebla onder: inter, sub onderaan: sube onderarm: antaŭbrako onderbeen: kruro onderbreken: interrompi onderbroek: kalsono onderdaan: regato onderdak: tranoktejo onderdak geven: gastigi onderdeel: organo, subunuo onderdompelen: mergi onderdrukken: inhibi, jugi, premi, represii, subigi, subjugigi, subpremi onderdrukken (zeldz.): opresi onderdrukking: premateco, represio onderdrukking (zeldz.): opreso onderdrukking (ontr.): reprezalio onder elkaar: reciproke ondergaan (onder water): subakviĝi ondergeschikt: subalterna ondergeschikte: subalternulo, subulo ondergeschikte zin: subjunkcio, subordiga konjunkcio, subordigilo ondergeschikt maken: subordigi ondergoed: subvesto een vestingmuur ondergraven: sapei ondergroep: subgrupo ondergrond: subaĵo onderhandelen: trakti onderhouden: flegi, teni onderkaak: mandiblo onderkast-: minuskla in onderkast zetten: minuskligi onderkastletter: minusklo onderkleding: subvesto onderkleren: subvesto onderling: reciproka, reciproke onderluitenant: subleŭtenanto, vicleŭtenanto ondermijnen: kontraŭmini, mini, subfosi onderneming: firmo ondernemingsgeest: iniciatemo onderofficier: suboficiro onderpand: garantiaĵo, lombardo onderpastoor: vikario onderrok: subjupo duidelijk onderscheidend: nekonfuzebla ondersoort: subspeco onderste: suba ondersteunen: subporti onderstrepen: substreki ondertekenen: subskribi ondertitel: subteksto, subtitolo ondertussen: intertempe onderverhuren: subluigi onderwaterarcheologie: subakva arkeologio onderwerp: subjekto, temo onderwerpen: subigi, submeti, temaro zich onderwerpen: humiliĝi onderwijs: instruado, klerigado onderwijsinstelling: instruejo onderwijsstelsel: eduksistemo onderwijssysteem: eduksistemo onderwijzen: instrui, klerigi, lernigi onderwijzer: instruisto onderworpenheid: kateniĝo onderzeeboot: submarŝipo onderzeeër: submarŝipo onderzoekscommissie: esplorkomisiono ondeugd: malvirto ondeugdzaam: malvirta ondeugend: maliceta ondiep: malprofunda ondoordacht: facilanima ondoordringbaar: nepenetrebla ondoorschijnend: maldiafana onduidelijk: malklara, obskura onechte karetschildpad: kareto het oneens zijn: malkonsenti oneer: malgloro oneindig: infinita, nefinita, senfina oneindige kleinheid: infinitezimo oneindigheid: infinito onenigheid: malunueco onenigheid hebben: malpaci onfatsoenlijk: maldeca ongaarne: malvolonte ongeduld: malpacienco ongeduldig: malpacienca ongeduldig worden: senpacienciĝi ongedwongen: senceremonia ongegrond: malprava, senfonda ongehinderd: senĝena ongehoord: neaŭdita ongehoorzaam: malobeema ongehuwd: fraŭla ongeletterd: malklera iets ongeletterds: malklera ongeletterde (zn.): senklerulo ongelijk: malsama, malsimila ongelijk hebben: malpravi ongelijk hebbend: malprava ongelijkheid (wisk.): neegalaĵo ongelijksoortig: heterogena ongelijkzskolop2ijdig: skalena ongelikte beer: krudulo, malĝentilulo ongeloof: nekredo ongeluk: malbonŝanco ongelukkig: malfeliĉa, malfeliĉe ongerust: anksia, ĵaluza, maltrankvila ongerustheid: anksio ongerust maken: maltrankviligi ongeschikt: maloportuna, nekapabla ongeschonden: integra ongetrouwd: fraŭla ongevaarlijk: sendanĝera ongevaarlijkheid: sendanĝereco ongeval: akcidento ongevoeligheid: sensenteco ongewild: senintenca ongezond: malsana ongrondwettelijk: kontraŭkonstitucia ongrondwettig: kontraŭkonstitucia onherbergzaam: negastama onherstelbaar: neriparebla onheus: malĝentila onhoffelijk: malĝentila onjuist: malĝusta onkruid: herbaĉo , sarkindaĵo onkuisheid bedrijven: malĉasti onlangs: antaŭ ne longe , antaŭ nelonge online: konektite onmatig: malmodera onmerkbaar: nesenteble onmiddellijk: senprokraste, tuj, tuja onmogelijk: neebla onmogelijkheid: neeblaĵo onnatuurlijk: kontraŭnatura onnozel: malsprita, sensprita onomatopee: onomatopeo, sonimito onomkeerbaar: neinvershava, neinversigebla ononderbroken: senhalta, senintermanka onopgesmukt: nuda onophoudelijk: konstante onopmerkzaam: senatenta onoprecht: malsincera onopvallend: senreliefa onopzettelijk: senintenca, senintence onpartijdig: neŭtrala, senpartia onpartijdigheid: senpartieco, senpartieco onrecht: maljustaĵo onrechtvaardig: maljusta onrechtvaardigheid: maljusteco onrustig: anksie, malkvieta, maltrankvila, turbulenta ons: nia ons (gewicht): unco onschadelijk: sendanĝera onschadelijkheid: sendanĝereco onschendbaar: imuna onschendbaarheid: imuneco onschuldig: sendanĝera, senkulpa onschuldigheid: sendanĝereco onschuldig verklaren: malkondamni onstandvastig: cedema onsterfbaar: senmorta onstevig: malstabila onstevigheid: malstabileco ontbijt: matenmanĝo ontbijtbuffet: bufedo ontbijten: matenmanĝi ontbijtgranen: grenaĵo ontbinden: malkomponi ontbloten: nudigi ontbranden: ekflami, flamiĝi ontbreken: malesti, manki ontcijferen: deĉifri ontcijferen (ontr.): elkriptigi ontdekkingsreis: periplo een ontdekkingsreis maken: esplorvojaĝi ontdoen: senigi ontdooien: degeli onteigenen: eksproprietigi onteigening: eksproprietigo onteren: malglori, malglorigi, malhonori, profani onteren (zn.): profanado onterend: malgloriga, profana onterven: senheredigi ontfutselen: ellogi ontglanzen: malkatizi ontgoocheling: elreviĝo onthoofden: gilotini, senkapigi onthouden: enkapigi zich onthouden van: abstini onthouding: abstinado, abstinenco onthullen: malkaŝi onthullend: malkaŝa onthulling: malkaŝo ontijdig bevallen: aborti ontkennen: dementi, maljesi, malkonfesi, malkonfirmi, negi, nei, neigi ontkennend: nega ontkenning: nego ontketenen: deĉenigi ontketenen (van ketenen bevrijden): malkateni ontkurken: malkorki ontlasting: ontlasting (handeling): fekado ontlasting (voorwerp): fekaĵo ontlasting (handeling): feko ontlasting (voorwerp): feko ontleden: dismembrigi, malkomponi ontleedmes: skalpelo ontmaagden: malvirgigi ontmannen: kastri ontmantelen: malmunti ontmaskeren: senmaskigi ontmoedigd worden: deprimiĝi ontmoedigen: depremi, deprimi ontmoeten: intervidiĝi, renkonti ontnuchteren: sobriĝi ontogenese: ontogenezo ontologie: ontologio ontplofbaar: eksplodema ontploffen: eksplodi doen ontploffen: eksplodigi ontploffing: eksplodo ontploffingsmotor: eksplodmotoro ontplooien: disfaldi, disvolvi ontroerd worden: emociiĝi, kortuŝiĝi ontroeren: emocii, kortuŝi ontroerend: kortuŝa ontroering: emocio ontrouw: malfidela, mallojala ontrouw worden: malfideliĝi ontruimen: malokupi ontschepen: elŝipiĝi ontschubben: deskvamigi ontsleutelen: malĉifri ontsluieren: senvualigi ontsmetten: malinfekti ontspringen: elflui, fonti ontspruiten: elkrepuskiĝi, fonti, ŝosi ontstaan: kreiĝi, naskiĝi ontsteken: fajrigi ontsteking: ontsteking (ziekte): brulumo ontsteking (med.): inflamo ontstekingsmechanisme: eksplodigilo ontsteking veroorzaken (med.): inflamigi ontstellen: konsterni ontsteltenis: konsterno ontstemd geraken: ĉagreniĝi ontstemmen: ĉagreni ontstemming: ĉagreniĝo, ĉagreno ontstoken zijn: inflami ontstuimig: impeta ontstuimigheid: impeto onttronen: detronigi ontvangen: akcepti, enspezi, koncipi, ricevi ontvangen (v.gast): gastigi ontvanger: kolektisto ontvangst: akcepto, enspezo ontvangstbewijs: kvitanco ontvlambaar: brulema ontvlammen: ekflami, flamiĝi doen ontvlammen: flamigi ontvlechten: malplekti ontvoeren: forkapti, kidnapi ontvoering: kidnapo ontvolken: senhomigi ontvouwen: elvolvi, sterni ontwaken: vekiĝi ontwapenen: malarmi ontwarren: malimpliki, malkonfuzi, malmiksi ontwerp: projekto, skizo ontwerpen: koncepti, plani, projekti, skizi ontwijken: trompi ontwikkeld: klera ontwikkeld man: instruitulo ontwikkelen: evoluigi ontwikkelen (ontplooien): disvolvi ontwikkelen (fot.): riveli ontwikkeling: instruiteco, klereco ontwikkelingsgang: proceso ontwortelen: eldetrui ontzettend: terura, terure ontzetting: terureco, teruro ontzien: indulgi onveranderlijk: senŝanĝa onverbloemd: senĝena onvergelijkelijk: nekomparebla, senkompara onvergetelijk: neforgesebla onvermengd: senmiksa onvermijdelijk: nepra onvermoeid: senlaca onverschillig: indiferenta onverschilligheid: letargio, seninteresiĝo onverstaanbaar: malkomprenebla onverstoorbaar: flegma, nekonfuzebla, neŝancelebla, neskuebla onverteerbaar: nedigestebla onverwachts: neatendite onverwoestbaar: nedetruebla onverzettelijk: malcedema, obstina onvoelbaar: nesenteble onvoldoende: ne sufiĉe onvoltooid: nefinita onvoorbereid: senprepara onvoorstelbaar: neimagebla, nekonceptebla onvoorwaardelijk: senkondiĉa onvriendelijk: malafabla onvrijwillig: kontraŭvola onwaardig: malinda onwaardige: senindulo onwankelbaar: neŝancelebla onweer: fulmotondro onweerlegbaar: nekontestebla onweerlegbaar bewijs: nekontestebla pruvo onwetende (zn.): senklerulo onwettig: kontraŭleĝa onwrikbaar: neŝancelebla onyx: onikso on z'n minst: almenaŭ onzeker: malcerta onzijdig: neŭtra onzin: galimatio oog: okulo, palpebro met het blote oog: okulmezure oog: met eigen ogen: proprokule met één oog: unuokula oog-: okula oogarts: okulisto oogbal: okulglobo oogbeschermer: okulŝirmilo oogbol: okulglobo oogdruppels: kolirio oogheelkunde: oftalmologio ooghoek: palpebra komisuro oogkas: okulkavo, orbito ooglens: okulario, okullenso ooglid: palpebro oogontsteking: oftalmito, okulinflamo oogpunt: rilato oogst: plukado oogsten: kolekti, rikolti oogstseizoen: rikolta sezono harde oogvlies: sklero oogvliesontsteking: konjunktivito oogwater: kolirio oogzalf: kolirio ooievaar: cikonio ooievaarsbek: geranio ooievaarsbek (geranium): cikoniobeko ooievaarsbekfamilie: geraniacoj ooit: iam ook: ankaŭ ook maar: ajn oom: onklo oompje: oĉjo oor: orelo oor (v.kopje): anso oor-: orela oorbel: orelpendaĵo oordeel: juĝo oordelen: juĝi oorlog: milito koude oorlog: malvarma milito naoorlogs: postmilita oorlogs-: milita oorlogsbuit: militakiro het nemen van oorlogsbuit: militakiro oorlogsmaneuver: militmanovro oorlogsschatting: kontribucio oorlogsschip: militŝipo oorlog verklaren: deklari militon oorlog voeren: militi oorontsteking: orelinflamo, otito oorrand: helikso oorring: orelpendaĵo, orelringo oorsmeer: cerumeno oorsprong: origino oorveeg: survango, vangofrapo oorverscheurend: strida oorworm: forfikulo oorzaak: kaŭzo klein oorzaak, groot gevolg: de malgranda kandelo forbrulis granda kastelo Oost-Chinese zee: Orienta Ĉina Maro oostelijk: orienta oosten-: orienta Oosten: verre Oosten (ontr.): Ekstremoriento groot Oosten: grandoriento Nabije Oosten: Okcidenta Azio Verre Oosten: Orienta Azio Verre Oosten: Orienta Azio oosten: ten oosten: oriente in het oosten van: oriente de ten oosten van: oriente de naar het oosten: orienten naar het oosten richten: orienti naar het oosten richten: orienti oosten (zn.): oriento Oostende: Ostendo Oostenrijk: Aŭstrio, Aŭstrujo Oostenrijker: aŭstro Oostenrijks: aŭstra oosters christendom: orienta kristanismo Oostindische inkt: tuĉo met Oostindische inkt schrijven: tuĉi Oost-Siberische Zee: Orientsiberia Maro Oost-Timor: Orienta Timoro Oostzee: Balta Maro, Baltiko op: sur opa's en oma's: geavoj opa: avĉjo, avo opaak: maldiafana opaal: opalo opbellen: telefoni per opbod verkopen: aŭkcii opbrengst: enspezo opdagen: emerĝi opdagend: emerĝanta opdat: por ke op dit moment: nune opdoemen: emerĝi opdoemend: emerĝanta opdracht: instrukcio, komisio, tasko in opdracht van: komisie de opdragen: komisii, taski opdringen: altrudi, premdevigi , trudi zich opdringen: entrudiĝi zich opdringen: sin trudi zich opdringen: trudiĝi opdringerig: insistema, trudiĝema opduiken: emerĝi opduikend: emerĝanta OPEC: Organizaĵo de Petrol-Eksportaj Landoj opeenvolgend: sinsekva opeenvolging: sinsekvo open: publika open (deelverzameling): malfermita open (lettergreep): malfermita openbaar: malkaŝa, publika openbaar maken: publikigi openbaren: revelacii, riveli openbaring: revelacio openbloeien: ekflori opendeurdag: publika tago opendoen: malfermi opendoen (ontr.): ovri openen: malfermi openen (ontr.): ovri opengewerkt: aĵura openhartig: sincera opening: aperturo, faŭko plechtige opening: inaŭguracio openlijk: publika openmaken: malfermi openmaken (ontr.): ovri het op- en neergaan: ondiĝo openritsen: malzipi openstaan: wijd openstaan: alfaŭki wijd openstaan: faŭki opensteken (v.e.vat): spili openvouwen: disfaldi opera: opero opera comique: duonopero operagebouw: operejo operatie: operacio, operaco operatiekamer: operaciejo operatiemes: bisturio operator: operatoro operculum: operkulo opereren: operaci, operacii operette: opereto opeten: formanĝi opgave: tasko opgeven: cedi, forrifuzi, kapitulaci, rezigni het opgeven: kabei opgezwollen: pufa opgraven: elfosi, elterigi ophaalbrug: levponto ophalen: elmergi ophalen (voor armen b.v.): kvesti ophangen: alkroĉi, pendigi ophangen (als straf): pendumi opheffen: levi ophopen: amasigi zich ophopen: amasiĝi ophoping: amasiĝo opinie: opinio publieke opinie: publika opinio publieke opinie: publika opinio opiniepeiling: opinienketo opium: opio opjagen: peli opklaren: heliĝi opknopen: pendigi, pendumi opkopen: akapari, foraĉeti oplage: eldonkvanto oplappen: fliki oplapper: flikisto oplapping: flikaĵo opletten: atenti opleveren: rezulti oplichten (luminisceren): lumineski oplichtend(luminiscerend): lumineska oplikken: langtrinki oplossen: malkomponi, solvi opmaken: impozi, konkludi opmerken: ekvidi, rimarki opmerking: rimarko een opmerking maken: rimarki opmerkzaamheid: atento opnaaien (in katernen): broŝuri opnemen: in zich opnemen: sorbi opnemen (op band): surbendigi opnieuw: nova, ree, refoje opnieuw bekijken: respekti opofferen: oferi opoffering: oferado, sindono opofferingsgezind: oferema, sindona opossum: didelfo oppas: vartistino, vartisto oppassen (v.kind, jong dier of plant): varti opperarmbeen: humero opperen: sugesti oppermachtig: suverena Oppersaksen: Supra Saksujo oppervlak: areo, supraĵo, surfaco oppervlakkig: malprofunda, supraĵa oppervlakte: areaĵo, areo aan de oppervlakte komend: emerĝanta aan de oppervlakte komen: emerĝi met dezelfde oppervlakte: samarea oppikken: beki opplakken: alglui oppoetsen: poluri opponent: oponanto opponeren: oponi opportunisme: oportunismo opportunist: oportunisto oppositie: opozicio oppositie voeren: opozicii op prijs stellen: aprezi op raken: konsumiĝi oprapen: kolekti oprecht: sincera oprichten: opgericht worden: establiĝi oprichten: establi, fondi, krei, levi zich oprichten: leviĝi oprichter: fondinto oprichting: establo oprijzen: elmergiĝi, emerĝi, leviĝi oprijzend: emerĝanta oproepen: alvoki oprollen: volvi opruien: agiti opscheppen (pochen): fanfaroni opschepper: fanfaronulo opschieten: rapidi opschrift: skribaĵo, surskribo opschudding: tumulto opschudding veroorzaken: tumulti opslorpen: absorbi opsluiten: enfermi opsporen: spuri opspraak: kompromito in opspraak brengen: kompromiti in opspraak komen: kompromitiĝi opspringen: eksalti opstaan: ekstari, leviĝi opstaan (uit bed): ellitiĝi in opstand komen: ribeli opstellen: redakti opstijgen: leviĝi opstropen: refaldi optatief: optativo optellen: adicii, sumigi optelling: adicio optica: optiko opticien: okulisto, optikisto optillen: levi optimisme: optimismo optimist: optimisto optisch: optika optocht: procesio optreden: elpaŝi optrekken: hisi opuntia: figokakto opus: verko opvatting: koncepto het geheel van opvattingen: konceptaro opvliegend: kolerema, kolerika opvoeden: eduki opvoeden (thuis): guverni opvoeder: edukisto opvoeding: edukado, eduko goede opvoeding: bonedukiteco opvoedkunde: pedagogio opvoedkundige: pedagogiisto, pedagogo opvoeren: ludi opvolger: posteulo opvolgers: idaro op voorraad houden: stoki opvorderen: rekvizicii opvordering: rekvizicio opvouwen: refaldi opvullen: farĉi opwekken: revivigi opwekkend: tonika opwelling: impulso opwinden: agiti, streĉi opzeggen (abonnement): malaboni opzetje: manŝtupo opzettelijk: intenca, intence opzetten (v.dieren): pajloŝtopi opzichter: gardisto, intendanto opziener: vokto opzij: flanken op zijn gemak: trankvila opzuigen: sorbi opzwellen: pufiĝi opzwelling: hipertrofio oraal: buŝa orakel: orakolo orakelen: orakoli orangerie: oranĝerio orang-utang: orangutango oranje: oranje (bn.): oranĝa oranje (bn.): oranĝkolora oranje (zn.): oranĝkoloro oranjeboom: oranĝarbo oratie: oracio oratorium: oratorio orchidee: orkideo orchideeënfamilie: orkidacoj orde: ordeno, ordo in goede orde: bonorda openbare orde: publika ordo ordelievend: ordema ordelijk: orda ordelint: kordono ordenen: ordigi ordinaat: ordinato, y-koordinato ordinatie: ordinacio ordineren: ordinacii Orfeus: Orfeo orgaan: organo orgaanloos: senorgana organdie: organdio organisatie: organizaĵo, organizo Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling: Organizaĵo por Ekonomiaj Kunlaboro kaj Evoluigo organisch: organa, organika, organisma organiseren: organizado, organizi organisme: organismo organizer: planilo orgasme: orgasmo orgel: orgeno orgie: orgio oriëntalisme: orientalismo, orientalistiko oriëntalist: orientalisto oriëntatie: orientiĝo oriëntatiemiddel: orientilo oriënteren: orienti zich oriënteren: orientiĝi zich oriënteren: sin gvidi origami: origamio origineel: originala, originalo Orion: Oriono ork: orko orka: orcino, orko orkaan: uragano als een orkaan te keer gaan: uragani orkaanachtig: uragana Orkaden: Orkado orkest: muzikistaro, orkestrejo, orkestro orkestmuziek: orkestromuziko Orkneyeilanden: Orkado ornaat: ornato ornithologie: ornitologio ornitholoog: ornitologiisto, ornitologo orografie: orografio Oromees: oroma Oromo: oromo OR-operator: aŭo orthocentrum: ortocentro orthodox: ortodoksa orthodox Christendom: ortodoksa kristanismo orthodoxie: ortodoksismo orthografie: ortografio orthopedie: ortopedio orthopedist: ortopediisto, ortopedo orthopeed: ortopediisto, ortopedo os: eksvirbovo Osaka: Osako Oscar (premie): Oskaro oscillator: oscilatoro oscilleren: oscili oscilloscoop: osciloskopo Osiris: Oziriso Osk: osko Oskar: Oskaro Oskisch: oska Osmaan: osmanido, otomano Osmaans: osmanida, otomana Osman: Osmano osmium: osmio osmose: osmozo Osseet: oseto osteoporose: osteoporozo, ostoporozo ostracisme: ostracismo Ostrogoot: ostrogoto Ostrogothisch: ostrogota otitis: orelinflamo, otito otter: lutro Ottomaan: osmanido, otomano Ottomaans: osmanida, otomana oud: aĝa, grandaĝa, maljuna, malnova, profundaĝa oud worden: maljuniĝi oud (ontr.): olda oudbakken: malfreŝa Oudbulgaars: Slavono oude: oude man: maljunulo oude vrouw: maljunulo oudejaars-: silvestra oudejaarsavond: silvestra vespero oudejaarsbuffet: silvestra bufedo ouder: gepatro, parento ouderdom: maljuneco oudere: maljunulo ouders: gepatroj ouder worden: pliaĝiĝi oudheidkunde: arkeologio oudheidkundig: arkeologia oudheidkundige: arkeologiisto, arkeologo oud persoon: maljunulo Oudslavisch: Slavono ouverture: uverturo ouwel: oblato ovaal: ovala, ovalo ovatie: ovacio een ovatie geven: ovacii ovdernachtingsmogelijkheid: tranoktejo oven: bakujo, forno Oven: Forno over: pri, transe overal: ĉie overal heen: ĉien overall: kombineo overblijven: resti overbodig: malnepra, superflua overbrengen: transloki, transplanti, transporti overbruggen: superponti, superpontigi overbuur: transulo overdag: tage overdenken: agiti, pripensi, pripensi overdracht (recht): translacio overdreven: troa iets overdrevens: troaĵo overdrijving: troigo overdrukpapier: karbonpapero, karbopapero overeenkomstig: afina overeenstemmen: akordi doen overeenstemmen: akordigi overeenstemmend: konforma overeenstemming: agordo, akordo, interkonsento in overeenstemming brengen: konformigi over en weer: reciproke overgaan: pasi, transkuri, transpasi overgave: sindono overgeven: zich overgeven: kapitulaci overgeven (braken): vomi overgewicht: superpezo overgieten: superverŝi overgieten (in een fles): transboteligi overgrootmoeder: praavino overgrootvader: praavo, praavo iem. overhalen: volontigi overhandigen: enmanigi, transdoni overhangen: superpendi overheadprojector: retroprojekciilo overheersen: superregi, teni ertoe overhellen: inkliniĝi overhoop halen: hirtigi overige: cetera, kroma overigens: cetere Overijssel: Overiselo overjas: palto, surtuto korte overjas: duonpalto aan de overkant van: transe overladen: redunda overledene: malvivulo overleven: postvivi overlevering: tradicio overlijden: forpasi overloper: transfuĝinto overmaat: eksceso overmaking: rimeso overmatig: ekscesa overmorgen: postmorgaŭ overnachten: tranokti overnachten (ontr.): nokti overplanten: grefti overreden: persvadi overrijp: molmatura overschaduwd worden: ombriĝi overschoen: galoŝo overschot: cetero, pluso overschrijven: transskribi overschrijven (gireren): ĝiri overschríjven: surkorekti overschrijvingsformulier: ĝirilo overslaan: transsalti overspel plegen: adulti overspringen: transsalti oversteken: transiĝi overstelpen: superŝuti overstromen: inundi, superakvi overstroming: superakvego overtollig: superflua overtreden: malobservi overtreding: delikto overtreding van de grondwet: konstitucirompo overtreffen: superi overtrek: kovrilteg(il)o, tegilo, tego overtrekken: tegi overtrekken (calqueren): paŭsi overtuigd: ĝismedola, ĝisosta overvallen: ataki, superfali, surfali oververzadigdheid: supersateco overvloed: abundeco, superabundo overvloedig: abunda, malmanka, sufiĉega overwaarde: plivaloro overwegen: konsideri, prikalkuli overweging: konsidero overwinnen: gajni, superponti, venki overwinning: venko overwinteren: travintri in overzeese gebieden: ...en landoj transmaraj overzetten: transigi ovulatie: ovulado oxyde: oksido oxyderen: oksidigi oxymoron: oksimoro ozon: ozono ozoniseren: ozoni |