Esperanto | Lingvoj | Fakoj | ktp. |
a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z ? nederlanda v...V.S.: Usonovaag: svaga vaak: multfoje, ofte niet vaak: malofte vaal: livida, pala vaan: standardo vaandel: standardo vaargeul: ŝanelo vaarwel: adiaŭ vaarwel zeggen: adiaŭdiri vaarwel zeggen: adiaŭi vaas: vazo vaat: vazaro de vaat doen: lavi la vazaron vaatwasmachine: vazlavilo vacant zijn: vaki vaccin: vakcino vaccinatie: vakcinado vaccineren: inokuli, vakcini vacuole: vakuolo vacuüm: vakuo vacuüm trekken: vakuigi vadem: klafto vademen (draad in naald bijv.): tredi vader: patro vaderland: patrio, patrujo vaderlandsliefde: patriismo, patriotismo vaderlandslievend: patriotisma vaderschap: patreco vadsig: kuŝema vagevuur: purgatorio, puriĝejo vagina: vagino vaginaal: vagina vak: fako vakantiedag: ferio vakbond: sindikato vakman: fakulo vakterm: termino vakvereniging: sindikato vakwoordenboek: terminaro vakwoordenlijst: terminaro val: val (v.e.rijk bijv.): defalo val (v..dieren bijv.): enfalilo val (bijv. een val zetten): faligilo val (bijv. een val zetten): falilo val (het vallen): falo ten val brengen: renversi valentie: betr. de valentie: valenta valentie (taalk.): valento valentiegetal: valento Valentijn: Valenteno Valentijnsdag: tago de Valenteno valeriaan: valeriano valhek: herso valies: valizo valk: falko valken en caracara's (fam.): falkedoj valkruid: arniko vallei: valo vallen: fali uit iets vallen: elfali doen vallen: faligi vallen (door druk van iets): subfali vallen op (v.lichtstraal): incidi valling: malvarmumo valreep: pastabulo vals: falsa, falsema, postiĉa valse morielje: giromitro valsmunter: monfalsisto valstrik: insido valstrik (ontr.): kabalo valuta: valuto ad valvas: anonctabulo vampier: vampiro vanachter: malantaŭe vanadium: vanado vanaf: eke de, komencante de, komence de vanaf nu: de nun vandaag: hodiaŭ van vandaag: hodiaŭa vandaag (z.nw.): hodiaŭo vandaag de dag: nuntempe van vandaag de dag: hodiaŭa vandaal: vandalo vandalisme: detruemo vangen: kapti vanille: vanilo van pas komen: utili Vanuatu: Vanuatuo van voor: de antaŭ, el antaŭ vanwege: flanke de vanzelfsprekend: kompreneble, memevidenta vanzelfsprekend (bn.): memkomprenebla vanzelfsprekend (bw.): memkompreneble van zins zijn: intenci varen: navigacii, navigi varen (zn.): navigo variabele: variablo variant: varianto variatie (muz.): variacio variëren: varii varieté: varieteo varieté-theater: varietea teatro varjag: varengo varken: porko varkens (fam.): porkedoj vaseline: vazelino vast: fiksa, solida vastberaden: rezoluta, rezolute, senŝanceliĝa vastberaden maken: obstinigi vastberadenheid: obstineco, obstino vastbinden: ligi, ligilo vasteland: kontinento vasten: fasti, fasto, Granda Fasto vastentijd: fasto, Karesmo vasthaken: alkroĉi, kroĉi zich vasthaken: alkroĉiĝi zich vasthaken: kroĉiĝi vasthouden: teni vasthuizig: fikshejma, loksida vastketenen: alkateni, ĉeni, enĉenigi vastklinken: niti vastmaken: fiksi, ligi vastpinnen: kejli vastsmeden: alforĝi vastspelden: alpingli vastspijkeren: alnajli vaststellen: determini vastzetten: fiksi zich vastzetten: fiksiĝi Vaticaan: Vatikano Vaticaans: vatikana Vaud: Vaŭdo vaudeville: vodevilo vazal: feŭdulo, vasalo vechten: barakti vector: vektoro Veda: vedo vedergras: stipo vedisme: vedismo veegsel: balaaĵo veel: multa, multe, multo, multobla veel (vaak): ofte te veel: tro te veel: troe veelal: ofte veeleisend: postulema veelgodendom: politeismo veelhoek: plurlatero, poligono veelhoekig: multangula veelhoek met n zijden: n-latero veelkleurig: bunta, diverskolora, multkolora veelknopigen: poligonacoj veelvlak: pluredro veelvlak (arch.): poliedro veelvoorkomend: ofta veelvoud: oblo kleinste gemeen veelvoud: plej malgranda komuna oblo veelvoudig: multespeca veelvraten: gulo veenbes: oksikoko veenderij: torfejo veenwortel: poligono veer: risorto veerboot: pramŝipo veerpont: pramo, pramŝipo veganisme: veganismo veganist: vegano veganistisch: vegana vegen: balai veger: balailo vegetariër: vegetarano vegetarisch: vegetara vegetarisme: vegetaranismo, vegetarismo vegetatie: vegetaĵaro, vegetalaro vegeteren: vegeti veilen: aŭkcii veilig: sekura veiligheidscopie: savkopio veiligheidsgordel: sekurrimeno, sekurzono veiligheidsklep: savklapo Veiligheidsraad: Sekureca Konsilio veiligheidsspeld: fibulo, sendanĝera pinglo veiligheidsventiel: savklapo veiligmeester: aŭkciisto veiling: aŭkcio veinzen: simuli vel: felo Je moet het vel van de beer niet verkopen, voor hij geschoten is.: antaŭ mortigo de urso ne vendu ĝian felon je moet het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is: antaŭ mortigo de urso ne vendu ĝian felon vel (op melk bijv.): haŭto velaar: velaro, velsono velair: velaro, velsono velcro: lapfermilo veld: kampo veldhospitaal: ambulanco veldmaarschalk: ĉefgeneralo veldmuis: kampomuso veldmuur (plant): alsino veldspaat: feldspato, spato veldteken: standardo veldwachter: kampogardisto vele: multa velg: radrondo velijn: veleno velijnpapier: veleno vellen: faligi velocipede: velocipedo velodroom: biciklokurejo velum: postpalato vendel: standardo, trupo vendetta: venĝomurdo vendu: aŭkcio venerisch: venerea Venezolaan: venezuelano Venezolaans: venezuela Venezuela: Venezuelo venkel: fenkolo vennoot: kompaniano stille vennoot: komanditanto vennootschap: kompanio venster: fenestro vensterbank: fenestrobreto vensternis: embrazuro venstertje: fenestreto vent: ulo ventiel: valvo ventiel (arch.): klapo ventilator: ventolilo ventileren: aerumi, ventoli ventrikel: ventriklo Venus: Venero, Venuso venushaar: adianto ver: dista, fore, foren ver (ontr.): lontana verachtelijk: malestiminda verachten: malami, malestimi verafschuwen: abomeni veralgemenen: ĝeneraligi veranda: verando veranderen: aliigi, aliiĝi, ŝanĝi, ŝanĝiĝi zich veranderen: ŝanĝiĝi veranderlijk: ŝanĝiĝema verantwoord: responsa verantwoordelijk: responsa verantwoordelijke: responsulo verantwoordelijkheid: respondeco, responso verantwoordelijk zijn: respondi, responsi verassen: cindrigi veratrum: veratro verband: bandaĝo, tampono verbannen: elpeli verbazing: perplekso zich verbeelden: imagi verbeelding: fantaziaĵo, imagaĵo verbeeldingskracht: fantazio, imago verbena: verbeno verbergen: kaŝi verbeteren: korekti, plibonigi verbetering: korekto verbeurdverklaren: konfiski verbieden: malpermesi verbinden: konekti, ligi verbinden (omzwachtelen): bandaĝi verbinding: kombinaĵo, komunikiĝo, konekto, ligo in verbinding brengen: interkomunikigi in verbinding staan: komunikiĝi in verbinding staan: komunikiĝi verbindingspunt: komunikejo verbintenis: alianco doen verbleken: paligi verblijf: restado verblijfplaats: kieo verblinden: blindigi verbloemende uitdrukking: eŭfemismo, evitvorto verbluffen: konsterni verbluft: perpleksa verbond: alianco, fasko verbonden: konektite niet verbonden: senkonekte verbouwen (v.planten): kultivo verbranden: bruldifekti, bruligi verbranden (verwonden door te branden): brulvundi verbrassen: disperdi, fordrinki verbrijzelen: dispecigi, frakasi het verbrijzelen: frakaso verbroederen: interfratiĝi verbronzen: bronzi verbruiken: forkonsumi, foruzi, konsumi verbruiker: konsumanto verbruiksbelasting: akcizo verbuigbaar: fleksia, fleksiebla verbuigen (taalk.): deklinacii verbuiging: deklinacio, kazaro verdacht: suspekta, suspektinda verdampen: vaporiĝi doen verdampen: vaporigi verdedigen: defendi verdediging: defendo verdelen: disloki, dispartigi, partigi, partumi verdenken: suspekti verder: plu, plue verdergaan: daŭrigi verderzetten: daŭrigi verdichten: densigi verdict: verdikto verdiend: merita verdienen: enspezi, gajni, perlabori verdienen (waardig zijn): meriti verdienste: enspezo, merito verdienstelijk: laŭdinda, merita zich verdiepen: ensorbi verdieping: etaĝo verdikken: dikiĝi verdoemen: damni, kondamni verdoemenis: damno verdoeming: damno verdoezelen: stompi verdomme!: diable verdorie!: diable verdorvenheid: gangreno verdoven: anestezi, narkoti verdovend middel: narkotaĵo, narkotiko verdoving: anestezo verdovingsmiddel: anestezilo verdraagzaam: tolerema verdrag: traktato verdragen: elteni, toleri Noord-Atlantische Verdragsorganisatie: Nord-Atlantika Traktat-Organizaĵo Verdrag van Westfalen (ontr.): Vestfaliaj Packontraktoj verdrietig: malgaja verdrijven: ĉirkaŭpeli, dispeli verdrinken (zijn zorgen bv.): fordrinki verduidelijken: klarigi verduistering (v.geld): malversacio verduiveld!: diable verduiveld: diabla verdunnen: dilui, malkoncentri verdwijnen: foriĝi, forperdiĝi, forsveni, nuliĝi tot verdwijnen gedoemd: kaduka veredelen: grefti, humanigi, purigi vereelt: kala vereenvoudigen: faciligi vereffenen: kvitigi Verenigde Staten: Usono verenigen: unuigi zich verenigen: unuiĝi vereniging: societo vereren: kulti vererend: honoriga verering: kulto verf: farbo, kolorigilo, kolorilo verfijnen: rafini verfoeien: abomeni verfoeilijk: abomeninda, fia verfrissen: refreŝigi zich verfrissen: refreŝiĝi zich verfrissen: sin refreŝigi verfrissend: refreŝiga verfromfaaien: taŭzi iets dat verfrommeld is: ĉifaĵo verfrommelen: ĉifi vergaan: forpasi, perei vergaderen: kunsidi, kunveni vergadering: kunsido vergeefs: vana vergeet-mij-niet: miozoto vergelden: reciproki vergelijkbaar: simila vergelijken: kompari het vergelijken: komparado vergelijking: komparo trappen van vergelijking: komparacio trappen van vergelijking: komparado in vergelijking met: kompare kun vergemakkelijken: faciligi vergeten: forgesi vergeven: absolvi, forbeni, pardoni, pekliberigi, senpekigi vergeving: pardono vergevingsgezind: pardonema vergif: veneno vergiftenleer: toksologio vergiftigen: veneni Vergilius: Vergilio Publius Vergilius Maro: Vergilio verglazen: glazuri, vitrigi vergoddelijken: apoteozi vergoddelijking: apoteozo vergoeden: kompensi vergoeding: kompensaĵo, kompenso vergrendelen: rigli vergroeid: kripla vergrootglas: grandiga vitro, lupeo vergulden: ori vergunning: licenco verhaal: rakonto dat is een ander verhaal: tio estas alia rakonto verhandeling: memuaro, traktato verharden (tr.): hardi verheerlijken: apoteozi verheerlijking: apoteozo verheffen: levi zich verheffen: leviĝi verhemelte: palato zacht verhemelte: postpalato verheven: sublima verhinderen: antaŭforigi, kontraŭi, malhelpi verhogen: altigi, intensigi, levi verhouding: kvociento, proporcio, rilato in verhouding staan tot: rilati verhuizen: transloĝiĝi, translokiĝi verhuren: ludoni, luigi verjaardag: naskiĝtago verjaren: preskriptiĝi verjaring: preskripto verkavelen: disparceligi verkeer: trafiko verkeerd: malĝusta verkeerd informeren: misinformi verkeerd uitspreken: misprononci verkeerd verstaan: misaŭdi verkeersader: arterio verkeerslicht: semaforo verkeersovertreding: trafikodelikto verkeersplein: trafikcirklo, trafikrondo verkeersregels (ontr.): trafikan kodon verkeersreglement: trafikregularo verkeersreglement (ontr.): trafikan kodon verkeerswisselaar (comp.): enkursigilo verkenner: skolto verkenner (padvinder) [m.]: skolto verkieslijk: preferinda verkiezen: preferi te verkiezen: preferinda verklappen: antaŭrakonti, malsekretigi verklaren: deklari, ekspliki verklaring: depozicio verkleden: alivesti, parodii, travestii verkleinen: redukti verkleinvorm: diminutivo verklikken: denunci verknoeien: fuŝi verkoold: karbigita verkopen: forkomerci, forvendi, vendi verkorten: mallongigi verkoudheid: malvarmumo iets dat verkreukeld is: ĉifaĵo verkreukelen: ĉifi verkrijgen: akiri verkwanselen: disipi, malŝpari verkwisten: disipi, malŝpari verkwistend: elspezema verlammen: mueli, paralizi, senmovigi verlamming: paralizo verlangen: sopiri, sopiro verlaten: eliri, forlasi de Esperantobeweging verlaten: kabei verleden: inta verleden (zeldz.): paseo verleidelijk: tenta verleiden: delogi , tenti verleider: tentanto verleiding: tentado, tento verlept: velka verlevendigen: vivigi verlichten: heligi, ilumini, lumigi verlichting: iluminado verlichting (geschiedk. stroming): klerismo verliefden: amantoj, geamantoj verliefd worden: enamiĝi verlies: malprofito verliezen: malgajni, perdi verloochenen: malkonfesi verloofde: verloofde (vr.): fianĉino verloofde (ma.): fianĉo verloop: proceso, procezo verloren gaan: perdiĝi verloskundige: akuŝistino , akuŝisto verlossen (bij de bevalling helpen: akuŝigi verlostang: akuŝilo, forcepso verloten: lotumi verloven: fianĉigi zich verloven: fianĉiĝi verloving: fianĉiĝo verluchten: aerumi vermaardheid: renomo vermageren: maldikiĝi vermakelijk: amuza vermakelijkheid: atrakcio vermaken: amuzi, regali zich vermaken: amuziĝi zich vermaken: ludi vermeerderen: pliigi vermelden: mencii vermengen: miksi zich vermengen: miksiĝi vermenigvuldigen: multigi, multipliki, multobligi, obligi zich vermenigvuldigen (arch.): proliferi zich vermenigvuldigen (arch.): tromultiĝi vermenigvuldiger: multiplikanto vermenigvuldiging: multipliko vermenigvuldigtal: multiplikato, multiplikendo vermicelli: vermiĉelo verminken: kripligi, mutili verminkt: kripla verminkt worden: kripliĝi vermoeid: malfreŝa vermoeien: tedi vermoeiend: klopoda vermogen: kapacito, povo, riĉaĵo belastbaar vermogen: censo vermogen (bekwaamheid): kapableco vermogen (bekwaamheid): kapablo vermoorden: murdi vermorzelen: frakasi het vermorzelen: frakaso vermout: vermuto vermurwen: kompatigi vernederen: humiligi zich vernederen: humiliĝi vernemen: sciiĝi vernielen: malfari vernier: verniero vernietigd worden: detruiĝi vernietigen: detrui, neniigi vernietigend: detrua vernietiging: detruo vernietigingswapen: detruilo vernikkelen: nikeli vernis: verniso vernissen: vernisi vernuftig: sagaca veronachtzamen: neglekti veronderstelbaar: konjektebla veronderstellen: hipotezi, konjekti, supozi, suspekti veronderstelling: hipotezo, konjekto verontreinigen: polui verontreiniging: poluado verontrusten: maltrankviligi verontschuldigen: senkulpigi verontwaardigd: indigna, indigne verontwaardigd zijn: indigni verontwaardigen: indignigi verontwaardiging: indigno veroordeelde: kondamnito veroordeeld worden: kondamniĝi veroordelen: kondamni veroordelen (schuldig verklaren): kondamni te veroordelen: kondamninda zich veroordelen: sin kondamni veroordelend: kondamna veroordeling: kondamno veroorzaakt door: kaŭze de veroorzaken: estigi, kaŭzi verorberen: manĝegi veroveren: almiliti, konkeri, militakiri, permiliti verpachten: farmigi verpakken: enujigi verpakking: pakaĵo, pakumo verpanden: lombardi verpanding van het vruchtgebruik: antikrezo verpersoonlijking: enkorpiĝo verplaatsen: deloki, movi, transporti verplaatsing: verplaatsing (fys.): translacio verplaatsing (wisk.): translacio verplanten: transplanti verpleegster: flegisto verplegen: flegi verpleger: flegisto, sanitaristo verplicht: deva verplichten: aan zich verplichten: ŝuldigi zich verplichten tot: ŝuldiĝi verpoederen: pulvorigi verpulveren: grajnigi, polvigi, pulvorigi verraad: perfido verraden: perfidi verrader: perfidulo verraderlijk: perfida verrassen: surprizi verrassend: surpriza verrassing: surprizo verrekenen: kvitigi verrekijker: binoklo dubbele verrekijker: dulorneto enkele verrekijker: lorno verrijzen: leviĝi, resurekti verrukken: ravi vers: freŝa vers (versregel): verso verschaffen: havigi verschalken: superruzi verschansing (v.schip): pavezo verscheidene: pluraj verschieten: surpriziĝi verschijnen: leviĝi verschillend: malsama verschrikkelijk: horora, terura, terure verschrompelen: ŝrumpi versie: redakcio, versio versieren: ornami, plibeligi versiering: beligaĵo, ornamaĵo verslag: raporto, referaĵo, referato verslaggever: raportisto verslag uitbrengen: raporti, referi verslapen: tradormi versleutelen: ĉifri verslijten: eluzi verslinden: manĝegi, vori versmelten: fandiĝi versnellen: akceli versnellen (tr.): rapidigi versnellen (intr.): rapidiĝi versnelling: akcelo, rapidumo versperren: barikadi versplinteren: spliti verspreiden: disvastigi, lanĉi zich verspreiden: disflugi verspreiden (huis aan huis): kolporti verstaanbaar: kompreneble een goed verstaander...: saĝa kapo duonvorton komprenas verstand: intelekto gezond verstand: komuna saĝo zijn verstand verliezen: perdi la kandelon el la kapo gezond verstand: prudento verstandig: prudenta, saĝa verstandskies: saĝodento verstenen: fosiliiĝi, ŝtoniĝi versterken: amplifi, fortikigi, intensigi versterkend: tonika versterker: amplifilo versterkt: fortika verstijven (v.gewrichten): ankiloziĝi verstijving: katalepsio verstikken: premmortigi verstikkend: sufoka verstommen: verstommen (tr.): mutigi verstommen (ntr.): mutiĝi verstoppen: ŝtopi verstoppen (constipatie veroorzaken): konstipi verstoppertje: kaŝludo verstopping: mallakso, obstrukco aan verstopping lijden: konstipiĝi verstoten: forrifuzi versturen: ekspedi versvoet: piedo vertaalprogramma: tradukilo vertalen: traduki, translingvigi het vertalen: tradukado vertaling: tradukaĵo verte: foro vertederen: kompatigi verteerbaar: digestebla vertegenwoordigen: reprezenti doen vertegenwoordigen: reprezentigi vertegenwoordiger: delegito, komerca agento, migra komizo, vojaĝa komizo vertegenwoordiging: delegitaro vertellen: rakonti verteller: rakontisto verteren: digesti, elspezi , konsumi wat doet verteren: digestiga vertering: digesto, elspezo verticaal: vertikala vertolken: buŝtraduki, interpreti zich vertonen: montriĝi vertragen: malfruigi vertrekken: deiri, ekiri vertrekpunt: deirpunkto vertrouwelijke mededeling: konfidenco vertrouwen: konfidi, kredi vertrouwen (z.nw.): fido vertrouwen op: fidi vertrouwenspersoon: konfidenculo vertrouwenswaardig: fidinda verval: marasmo in verval geraken: kadukiĝi vervaldag: fikstempo vervallen: enfali, kaduka vervalsen: falsi ver van: malapud vervangen: substitui vervangen (plaats innemen van): anstataŭi vervangen (i.d.plaats stellen): anstataŭigi vervangend: anstataŭa verve: vervo vervelen: enuigi, tedi zich vervelen: enui vervelend: enuiga verveling: enuo verven: farbi, kolori, kolorigi verven (v.stoffen): tinkturi verver: kolorigisto, tinkturisto vervliegen: forflugi vervloeken: blasfemi, damni, kondamni, malbeni vervloeking: damno vervoegen: konjugacii, konjugi vervoeging: konjugacio vervoeren: veturigi vervolgen: persekuti vervolledigen: kompletigi vervolmaken: perfektigi vervuilen: polui vervuilen (vuil maken): malpurigi vervuilen (vuil worden): malpuriĝi vervuiling: poluado vervullen: plenumi in vervulling gaan: efektiviĝi verwaand: pedanta, sinmontrema verwaand zijn: pedanti verwaarloosbaar: neglektinda verwaarlozen: malzorgi, neglekti verwaarlozing: neglekto verwachten: atendi, suspekti in verwachting: graveda verwant: afina, parenca verward: hirta verwarmen: hejti, varmigi centrale verwarming: centra hejtado verwarren: impliki, intermiksi, konfuzi, miksi verwarrend: konfuza verwarring: konfuzo verwekken: naskigi verwekken (een kind): generi verwekking: generado verwelken: forflori, velki verwelkomen: bonvenigi verwennen: dorloti verwensen: damni verweren: efloreski verwerend: efloreska verwering: efloresko verwerkelijken: realigi verwerken: digesti verwerpelijk: kondamninda, mallaŭdinda verwerpen: kondamni, malakcepti verwerven: akiri verwerven (door verjaring): uzukapi verwerving (door verjaring): uzukapo verwijderd van: diste de verwijderen: forigi verwijt: riproĉo verwijten: riproĉi verwikkeling: implikaĵo, komplikaĵo verwonden: vundi verwonderen: mirigi zich verwonderen: miri verwondering: miro verwoorden: vortigi, vortumi verwrongen: torda verzachten: faciligi, mildigi verzadigd: sata verzadigen: satigi, saturi verzamelen: kolekti zich verzamelen: kolektiĝi verzameling: kolekto verzegelen: sigeli verzeker-: asekura verzekeraar: asekuristo verzekeren: asekuri verzekeren (garanderen): certigi verzekeren (met klem verklaren): certigi verzekeren (voor zeker verklaren): garantii verzekering: asekurado, asekuro verzekeringsagent: asekura agento verzekeringsmaatschappij: asekura kompanio verzenden: adresi, ekspedi, sendi verzenden (v.data): alŝuti verzenden (zn.): ekspedo verzending: ekspedo verzendlijst: dissendolisto verzen schrijven: versi verzet: rapidumo, rezisto verzetten: ribeli verziend: malmiopa verzilveren (zilver maken): arĝenti verzinken: enprofundiĝi, galvanizi, profundiĝi in gedachten verzinken: enpensiĝi verzoek: peto verzoeken: peti verzoekschrift: peticio, petskribo een verzoekschrift indienen: peticii Grote Verzoendag: Jomkipuro verzoenen: pacigi verzolen: replandumi verzorgen: prizorgi, varti verzuchten: ekĝemi verzuchting: sopiro verzuimen: preterlasi verzwakken: krepuski verzwijgen: prisilenti, prisilenti vesper: vespro vest: veŝto vestiaire: vestejo vestibule: antaŭĉambro, vestiblo vestigen: gevestigd worden: establiĝi vestigen: establi vestiging: vestiging (resultaat): establaĵo vestiging (actief): establo vesting: fortikaĵo vestingmuur: murego Vesuvius: Vezuvio vet: grasa, graso veter: laĉo veteraan: veterano vetkaars: seba kandelo vetmesten: grasigi veto: vetoo zijn veto stellen: vetoi vettig: grasa vetvlek: grasa makulo vet worden: grasiĝi veulen: ĉevalido vexillologie: veksilologio vexilloloog: veksilologo vezel: fibro via: tra viaduct: viadukto Victor: Viktoro vicuña: vikunja lamo videoband: vidbendo, videbendo vier: kvar vierde: kvara ten vierde: kvare vierde (deel): kvarono vierde naamval: akuzativo vierhoek: kvarlatero vierhoekig: kvarangula vierkant: kvadrata, kvadrato vierkanten aanbrengen: kvadratumi vierkant maken: kvadratigi vierkleurenhypothese: konjekto pri la kvar koloroj vierkleurenvermoeden: konjekto pri la kvar koloroj vierlettergroep: kvarliteraĵo viertal (z.nw.): kvaropo vies: malpura Vietnam: Vjetnamio, Vjetnamujo Vietnamees: vjetnama, vjetnamo vignet: vinjeto vijand: malamiko vijandin: malamikino vijf: kvin vijfde: kvina ten vijfde: kvine vijfde (deel): kvinono vijfde naamval: vokativo vijfhoek: kvinlatero, pentagono vijftal (z.nw.): kvinopo vijg: figo vijgcactus: figokakto vijgdistel: figokakto vijgenboom: figarbo wilde vijgenboom: sikomoro vijgencactus: figokakto vijl: fajlilo vijlen: fajli vijlschelpen (fam.): limaedoj vijlsel: fajlaĵo vijver: lageto vijzel: pistujo viking: vikingo viking-: vikinga villa: vilao villen: senfeligi, senhaŭtigi vilt: felto vin: naĝilo vina: vinao vinden: trovi het vinden: trovo vinger: fingro, manfingro vinger (vingerbreedte): fingro met de vinger in de neus: glite-glate vingerafdruk: fingrospuro vingerbreedte: fingro vingerhoed: fingringo vingerkootje: falango vingerontsteking: panaricio je vingers verbranden: bruligi siajn fingrojn vink: fringo violet: violet (bn.): viola violet (bn.): violkolora violet (zn.): violkoloro violier: levkojo viool: violono viool spelen: violoni viooltje: violo driekleurig viooltje: trikoloreto driekleurig viooltje: violego viooltjesfamilie: violacoj VIP: eminentulo virginaal: klaviceneto virtueel: virtuala virtuoos: virtuozo virus: viruso vis: fiŝo visarend: fiŝaglo, pandiono visarenden (fam.): pandionedoj viseren: vizi visgraat: fiŝosto vishaak: fiŝhoko visie: konceptado, vizio visioen: vizio een visioen hebben: vizii visitekaartje: nomkarto viskuit: frajo vislijm: iĥtiokolo vislijn: fiŝfadeno, hokfadeno visnet: fiŝreto vissen: fiŝhoki, fiŝi, fiŝkapti, Fiŝoj visser: fiŝisto, fiŝkaptisto vissershaven: fiŝhaveno vissnoer: hokfadeno visualiseren: bildigi visum: vizo toeristisch visum: turisma vizo vitaal: vitala vitalisme: vitalismo vitamine: vitamino vitreus: vitreca vitrine: montrofenestro , vitrino vitrinekast: vitroŝranko vitriool: vitriolo vivisectie: vivisekcio vizier: ĉapobeko, viziero vizier (minister): veziro Vlaams: flandra Vlaanderen: Flandrio, Flandrujo Vladimir: Vladimiro vlag: flago, standardo met vlaggen versieren: flagi vlaggendoek: stamino vlaggenkunde: veksilologio vlak: faco, surfaco vlak (nw.): ebena plat vlak: ebeno vlak (z.nw.): edro vlakgom: skrapgumo vlak maken: ebenigi vlakte: ebenaĵo vlam: flamo Vlaming: flandro vlammen: flami vlammend: flama vlas: lino vlasbaard (melkmuil): flavbekulo vlasfamilie: linacoj vlasvink: kanabeno vlecht: harligo, harplektaĵo, plektaĵo valse vlecht: harpostiĉo Poolse vlecht: pliko vlechten: plekti vlechtwerk: plektaĵo vleermuizen (orde): vespertoj vlees: karno gesmoord vlees: sufokitaĵo vlees (om te eten): viando vleeseter: viandomanĝanto vleet: rajo vlegel: malĝentilulo vlegelachtig: malĝentila vleien: kaĵoli vleien (om iets de bekomen): danci kiel kato ĉirkaŭ poto vleiend: kaĵola vleier: flatanto vlek: makulo vlekkeloos: senmakula vlerk: bubo vleugel: alo, flugilo vleugel (v.deur of raam): klapo vleugelbreedte: enverguro vleugelpiano: fortepiano vlezig: korpampleksa, korpulenta vlieg: muŝo Spaanse vlieg: kantarido vliegbrevet: pilota permesilo vliegdekschip: avioŝipo vliegen: flugi vliegen (in vliegtuig): aviadi echte vliegen: muŝedoj vliegenzwam: muŝfungo vlieger: drako, flugdrako, kajto vliegerskostuum: kombineo vliegtuig: aeroplano, aviadilo, avio vliegveld: aerodromo vlier: sambuko vlies: membrano vliesvleugeligen: himenopteroj vlinder: papilio vlinderbloemigen: fabacoj vlinderbloemigen (arch.): papiliacoj vlinderdas: bantkravato vlo: pulo vloed: fluso vloedgolf: cunamo vloeibaar: fluaĵa, fluida, likva vloeibaar maken: fluidigi, likvigi vloeibaar worden: fandiĝi vloeien: flui vloeiend: flua vloeiende letter: flua konsonanto, likvido vloeipapier: sorbopapero vloeistof: fluaĵo, fluidaĵo, likvaĵo, likvo vloeistofdynamica: fludinamiko vloeistofmechanica: fludinamiko vloek: blasfemo, malbeno vloeken: blasfemi, sakri vloer: planko vloerbedekking: tapiŝo vlok: floko vlooienmarkt: pulbazaro vloot: floto, ŝiparo vlot (z.nw.): floso vlotten: flosi vlotten (z.nw.): flosado doen vlotten: flosigi vlotter: flosilo, flosisto vlotvoerder: flosisto vlucht: flugo vlucht (het vluchten): fuĝo vlucht (spanwijdte): spano vluchten: fuĝi vlug: rapida VN: Unuiĝintaj Nacioj vocalisatie: vokalizo vocaliseren: vokalizi vocatief: vokativo, vokkazo vocativus: vokativo vochtig: humida, malseketa vochtigheidsmeter: higrometro, higroskopo voeden: nutri voeder: furaĝo voedplaats: nutrejo voedsel: manĝaĵo, nutraĵo voedselcoupon: nutraĵkupono voedster: mamnutristino, nutristino voedzaam: nutra voeg: junto voegwoord: konjunkcio nevenschikkend voegwoord: kunordiga konjunkcio nevenschikkend voegwoord: kunordigilo onderschikkend voegwoord: subjunkcio onderschikkend voegwoord: subordiga konjunkcio onderschikkend voegwoord: subordigilo voelen: senti zich voelen: farti voerbak: kripo voering: subaĵo Voerman: Voerman (sterrenbeeld): Ĉaristo Voerman (sterrenbeeld): Koĉero voertuig: veturilo voet: piedo voet (lengtemaat): futo te voet: piede aan de voet: piede de voetbal: futbalo het voetbal: piedpilkado de voetbal: piedpilko voetballer: futbalisto aan de voeten: piede de voetknecht: landskneĥto voetnoot: piednoto voetpuntskromme: podajro voetring (v.e.zuil): toro voetstuk: piedestalo, postamento, soklo voetwortel: tarso voetzoeker: petardo voetzool: piedplato, plando vogel: birdo vogelbekdier: ornitorinko vogelkenner: ornitologiisto vogelkers: paduso vogelkruid: birdoherbo vogelkunde: ornitologio vogellijmfamilie: lorantacoj vogelmuur: meza stelario vogelvrij verklaren: proskribi vogelvrijverklaring: proskribo, proskripcio Vogezen: Vogezoj vol: plena Volapük: Volapuko Volapükist: volapukisto volbloed: purrasa voldaan: sata voldoen: taŭgi voldoende: sufiĉa, sufiĉe voldoende zijn: sufiĉi volgen: rezulti, sekvi doen volgen: sekvigi volgende: jena het volgende: jeno volgens: laŭ volgorde: sinsekvo volgroeid: adolta als volgt: jene volharden: persisti volhoudend: malcedema volijverig: fervora volitief: volitivo volk: nacio, popolo iets eigen aan het volk: naciaĵo volkenkunde: etnologio volkenloosheid: sennaciismo volkenmoord: genocido volkerenmoord: genocido, gentomurdo volkomen: senmanka volksstam: tribo volksverhaal: popolrakonto volledig: integra, kompleta, plena, tute volledigheid: kompleteco volle maan: plenluno vollen: fuli volleybal: het volleybal: flugpilkado de volleybal: flugpilko volleyball: volejbalo volleyballspeler: volejbalisto volmaakt: perfekta, senmanka volmacht: prokuro volstoppen: ŝtopi volt: volto Voltaire: Voltero aanhanger van Voltaire: volterano voltooid: finita volume: volume (inhoud): volumeno volume (boek): volumo volwassen: adolta het volwassen worden: adoltiĝo volwassene: adolto volwassenheid: adolteco vondst: trovaĵo, trovitaĵo vonk: fajrero, sparko vonnis: verdikto vont: baptokuvo, baptujo voodoo: Voduismo, Voduo voodoobeoefenaar: Voduano voodooisme: Voduismo voogd: kuratoro voogdij: kuratoreco voor: por naar voor: al antaŭ voor (vóór): antaŭ naar voor: antaŭen voor (in grond): sulko vooraan: antaŭe vooraan plaatsen: antaŭigi vooraanstaand persoon: eminentulo voorafje: antaŭmanĝaĵo vooral: precipe vooravond: antaŭvespero voorbeeld: ekzemplo, ilustraĵo, provekzemplero voorbeeldig: modela voorbehouden: rezervi voorbereiden: prepari voorbereidend: prepara voorbereiding: preparado, preparo voorbeschiktheid: antaŭkapablo voorbestemmen: antaŭdifini voorbij: preter voorbije: inta voorbijgaan: pasi, preterpasi het voorbijgaan: pasado in het voorbijgaan: preterfluge voorbijgaand: maldaŭra , pasema voorbijganger: pasanto voorbijglijden: pretergliti voorcongres: antaŭkongreso voordeel: avantaĝo, profito, utilo voordeel bezorgen: profitigi voordeel trekken uit: profiti voordelig: profita voordien: antaŭe voordoen: zich voordoen als: ludi zich voordoen: ŝajnigi voordracht: parolado, recito een voordracht geven: prelegi voordrachtgever: preleganto voordragen: reciti voorgaan: antaŭi, antaŭiri voorganger: antaŭanto, antaŭulo voorgebergte: kapo, promontoro, terkapo voorgenomen: intenca voorgerecht: antaŭmanĝaĵo, antaŭplado als voorgerecht: antaŭplade al voorgevel: fasado een voorgevoel hebben: antaŭsenti voorgrond: malfono voorhebben: intenci voorhistorisch: praa voorhoede: antaŭgvardio voorhof: antaŭkorto voorhoofd: frunto voorhoofdsbeen: fruntalo, fruntosto voorhuid: prepucio voorjaar: printempo voorjaars-: printempa voorjaarskluifzwam: giromitro voorkamer: antaŭĉambro voorkant: antaŭaĵo, antaŭo, fronto aan de voorkant: fronte voorkeur: prefero wat de voorkeur wegdraagt: preferindaĵo voorkeur geven: preferi voorkomen: preventi voorkómen: antaŭhaltigi voorkómend: galanta voorleggen: elmeti voorlopen: antaŭi voorloper: prodromo voorlopig: provizora voormalig: iama voormiddag (9-12 u.): antaŭtagmezo voormoeder: prapatrino voorn: ploto voornaam: antaŭnomo, persona nomo voornaam (doopnaam): baptonomo voornaamste: precipa voornaamwoord: pronomo persoonlijk voornaamwoord: persona bezittelijk voornaamwoord: poseda pronomo bezittelijk voornaamwoord: posesivo wederkerend voornaamwoord: refleksivo voornemen: intenco voornemens zijn: intenci vooronderstelling: konjekto vooroordeel: antaŭjuĝo vooroorlogs: antaŭmilita vooropstellen: premisi vooropstellen (ontr.): antaŭpremisi voorplein: placego voorraad: provizaĵo, provizo, stoko voorraadkamer: provizejo voorraadschuur: provizejo voorrang: prioritato met voorrang: prioritate voorrang hebben: prioritati voorrang geven: prioritatigi voorrangs-: prioritata voorrecht: prerogativo, privilegio voorrede: antaŭparolo, prefaco, prologo te voorschijn roepen: elvoki voorschrift: precepto, preskribo voorschrijven: preskribi voorsmaak: antaŭgusto voorspel: preludo voorspellen: aŭguri, profeti, prognozi voorspelling: profetaĵo, prognozo voorspoed: prospero voorspreken: propeti voorspreker: proparolanto voorstad: antaŭurbo voorste: antaŭa voorstel: propono, sugesto voorstelbaar: konceptebla voorstellen: levi, prezenti, proponi, sugesti voorstellen (door hypnose): sugestii voorstelling: prezentado, seanco voorsteven: pruo voortdrijven: peli voortduren: plui voortdurend: ĉiama voorteken: aŭspicio, omeno voortgaan met: pluigi voortreffelijk: eminenta voortrekken: pioniri voortrekker: rovero voorttrekken: treni voortwoekeren: voortwoekeren (arch.): proliferi voortwoekeren (arch.): tromultiĝi voortzetten: kontinuigi vooruit!: ek vooruitgaan: antaŭeniri vooruitgaan (vorderen): progresi vooruitgang: progreso vooruit helpen: antaŭenigi vooruitstrevend: progresema voorvader: prapatro, praulo voorvechter: ĉampiono voorvertrek: antaŭĉambro voorvoegsel: antaŭafikso, prefikso het gebruik van voorvoegsels: prefiksado voorwaarde: kondiĉo op voorwaarde dat: kondiĉe ke voorwaardelijk: kondiĉa voorwaardelijke wijs: kondicionalo voorwaarts: antaŭen voorwenden: preteksti, simuli voorwendsel: preteksto, simulado voorwerp: objekto indirect voorwerp: nerekta komplemento voorwerp (taalk.): objekta komplemento direct voorwerp: rekta komplemento voorwerpelijk: objekta voorwoord: antaŭparolo, prefaco voorzanger: kantoro voorzeggen: antaŭparoli voorzetsel: prepozicio voorzichtig: garde, prudenta, singarda voorzichtigheid: prudento, singardeco, singardo voorzien: antaŭvidi voorzienigheid: providenco voorzien van: provizi voorzijde: antaŭaĵo, antaŭo, fronto met de voorzijde staan naar: fronti voorzitten: prezidi voorzitter: prezidanto voorzorgsmaatregelen treffen: antaŭzorgi vorderen: progresi vorderingen maken: progresi vorige: antaŭa het vorige: antaŭaĵo het vorige: antaŭo vork: forko vorkje: forketo vorkstaartpluvier: glareolo vorm: lijdende vorm: pasivo vorm (gramm.): voĉo vormen: konsistigi, konstitui vormen (r.k.): konfirmacii vormen (r.k.): konfirmi vormend: koncepta vormleer: morfologio vormsel: konfirmacio, konfirmo vormverandering (taalk.): deklinacio vorser: scienculo vorst: monarĥo vorst (dakvorst): firsto vorst (koude): frosto vos: vulpo Vosje: Vulpino vossin: vulpino vousvoyeren: viumi vouw: faldo, falto vouwdeur: faldpordo vouwen: faldi vraag: demando, postulo een vraag stellen: demandi vraag (verzoek): peto vraag- en aanbod: proponado kaj postulado vraagstuk: problemo vraagteken: demandosigno vracht: frajto, kargo vrachtbrief: frajtletero, konosamento, ŝarĝatesto vrachtcontract: ĉarto vrachtgoed: frajtaĵo vrachtschip: kargboato, kargoŝipo vrachtvliegtuig: kargaviadilo vrachtwagen: kamiono, ŝarĝaŭto vrachtwagenchauffeur: ŝarĝaŭtisto vragen: vragen (een vraag stellen): demandi vragen (verzoeken): peti vrede: paco vrederechter: pacjuĝisto VN-vredesmacht: pactaĉmentoj de Unuiĝintaj Nacioj vredesverdrag (ontr.): packontrakto vredig: paca vreedzaam: paca vreemd: fremda, stranga vreemd (niet van hier): fremda vreemd (eigenaardig): kurioza vreemdelingenhaat: ksenofobio vreemdsoortig: kurioza vreemd woord: neologismo vrees: timo vreesachtig: tima vreten: manĝegi vreugde: ĝojo vrezen: timi vriend: amiko valse vriend: falsa amiko vriend (romantisch partner): koramiko valse vriend: ŝajnamiko vriendelijk: afabla, amika vriendendienst: amikaĵo vriendenmaal: agapo vriendin: amikino vriendin (romantisch partner): koramikino vriendin (romantisch partner): koramiko vriendinnetje: amanto vriendje: amanto vriendschap: amikeco vriendschappelijk: amika vriendschapsbetuiging: amikaĵo vriesvak: frostigilo vriezen: frosti vrij: libera vrijaf geven: forpermesi vrij beroep: libera profesio vrijdag: vendredo Goede Vrijdag: Sankta Vendredo vrijdenkerij: libertinismo vrije dag: ferio vrijen: amori het vrijen: amoro vrijetijdsbesteding: hobio vrijgevig: malavara, oferema vrijgezel: fraŭlo vrijheid: libereco, libero vrijheid (litt.): licenco vrijkopen: elaĉeti vrijlaten: elprizonigi vrijmetselaar: framasono vrijmetselaars-: framasona vrijmetselarij: framasonismo vrijspraak: malkondamno vrijuit: libere vrijwillig: libervola vrijwilliger: volontulo vrij zijn: vaki vrijzinnigheid: liberkredo vroedkundige: akuŝistino , akuŝisto vroedvrouw: akuŝistino , akuŝisto vroeg: frua vroeger aankomen: antaŭiĝi vroeger zijn: antaŭiĝi vroegtijdig: frue vrolijk: gaja vroom: vrome daad: piaĵo vroom: pia vroom persoon: piulo vroomheid: pieco vrouw: femino, homino, ino, virino vrouw (echtgenote): edzino vrouwelijk: ina, inseksa, virina vrouwenarts: ginekologiisto, ginekologo, virinkuracisto vrouwenhaar (plant): adianto vrouwenhaat: mizogineco vrouwenhater: mizogino vrouwenmantel: alĉemilo vrouwenvertrek: gineceo vrouwtje: ino vrouwtjeskat: katino vrouwtjesvos: vulpino vrucht: frukto vruchtbaar: fekunda, fruktodona, naskema vruchtbaar maken: fekundigi, fruktigi vruchtbeginsel: ovario vruchtblad: fruktofolio, karpelo gekonfijte vruchten: konfitaĵo vruchten dragen: frukti vruchtgebruik: fruktuzo vruchtvlees: pulpo vruchtwand: glumo vruchtwisseling: kultivciklo vuil: aĉa, malpura vuilaard: aĉulo vuilboom: frangolo vuilik: aĉulo vuil maken: malpurigi vuilnis: balaaĵo, rubo vuilnisemmer: rubujo vuil worden: malpuriĝi vuist: pugno voor de vuist weg: improvize vulcaniseren: vulkanizi Vulgaat: Vulgato vulgair: triviala, vulgara vulkaan: vulkano vullen: farĉi, plenigi vullen (tanden): plombi vullen (v.kussen): remburi vulling: plombo vulling (voedsel): farĉo vulpen: fontoplumo vulsel (voedsel): farĉo vulva: vulvo vuren: fajri vurig: fajra, fajre, fervora, flama, sangvina vuur: fajro, fervoro vuur (fig.): flamo vuur (fig.): vervo vuurdoorn: pirakanto vuurhaard: fajrejo vuurmaker: fajrilo vuurpijl: raketo vuurplaats: fajrejo vuurscherm: fajroŝirmilo vuursteen: siliko vuurtang: fajroprenilo vuurtoren: lumturo vuurvogel: fajrobirdo vuurwapen: pafilo, pulvopafilo vuurwerk: artfajraĵo, fajraĵo, piroteknikaĵo vuurwerkmaker: fajraĵisto vuvuzela: vuvuzelo |